Mijn dag op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin
begon met een dicht grijs wolkendek waar de zon maar niet door heen kon breken.
Geen ideaal weer dus om te fotograferen. Zo bleef het ongeveer twee uurtjes en
in die tijd heb ik maar weinig gefotografeerd. Even na de middag begon het te
regenen en kwam er een eind aan mijn “fotosafari”. Daardoor was de voorraad
foto’s waaruit ik dit keer kon kiezen heel beperkt. In de sloot tussen De
Wiershoeck en de Kinderwerktuin zwemmen regelmatig een paar wilde eenden en
enkele waterhoentjes. De waterhoentjes gaan er al vandoor als je naar ze kijkt,
gelukkig zijn de wilde eenden niet zo mensenschuw.
De wilde eend is zonder twijfel onze bekendste watervogel.
Het mannetje, de woerd, is de enige eendensoort die twee gekrulde staartveren
heeft. Het mannetje is prachtig gekleurd, het vrouwtje gaat meer gecamoufleerd
door het leven. Het is dan ook het vrouwtje dat op de eieren zit. Gedurende de
winter worden de paartjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toegaat; niet
zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo een aantal rivalen te
elimineren. Op het menu staan waterinsecten en waterplanten. Eendenkroos heeft
zijn naam niet voor niets gekregen, het wordt graag gegeten. In het gehele land
- maar vooral in steden - komen bovendien grote aantallen eenden voor die
slechts deels lijken op echte wilde eenden. Dit zijn kruisingen met allerlei
andere - gedomesticeerde - eenden. In vogelaarskringen worden deze kruisingen
“soepeenden” genoemd.
Daar waar voedselrijke wateren zijn, daar zijn zonder
twijfel wilde eenden te vinden. Boerensloten, kanalen, rivieren, vennen;
vrijwel elk water voldoet wel. De wilde eend kent een lange broedperiode:
februari - augustus. Er zijn vaak 2 of 3 legsels per jaar. Ze maken hun nest
met mos, donsveertjes en kleine takjes op de grond in het lange gras, in een
knotwilg of in een holte. De acht tot tien vuilgroene eieren broedt het
vrouwtje uit in 4 weken. Wilde eenden die in Nederland
broeden zijn voornamelijk standvogels, het zijn zogenaamde “blijvers”. Eenden
uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden wanneer het koud begint te
worden.
Het mannetje heeft een glanzende groene kop met een witte
nekband en een paars/bruine borst. De rest van de veren zijn lichtgrijs.
Opvallend is de donkerblauwe spiegel met witte randen. Deze vallen vooral op
tijdens de vlucht. De stuit en de middelste gekrulde staartveren zijn zwart.
Het vrouwtje is lichtbruin-beige van kleur met donkerbruine vlekken en strepen.
Evenals het mannetje heeft het vrouwtje een blauwe spiegel. Na het broedseizoen
gaan de eenden in de rui en krijgt het mannetje hetzelfde verenkleed als het
vrouwtje. Alleen aan de kleur van de snavel kan je ze dan duidelijk
onderscheiden: de snavel van het vrouwtje is zeemkleurig, de snavel van het
mannetje is geel.
Gemiddeld wordt een wilde eend vijftien jaar oud. De oudst
bekende wilde eend werd negenentwintig jaar. De wilde eend is de stamouder van
de gedomesticeerde tamme eend.
De wilde eend komt niet alleen in een groot deel van Europa
voor maar ook in Noord-Amerika en is in diverse landen geïntroduceerd als
siervogel of om als voedsel te dienen.
Info: Vogelbescherming Nederland en Wikipedia
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Uit de foto's van Luit spreekt een enorme liefde voor flora en fauna. Deze onderwerpen laat hij ook fototechnisch op een hele natuurlijke manier tot hun recht komen. Bij deze foto isoleert hij via de gehanteerde scherptediepte het onderwerp prachtig binnen de omgeving, zodat je vol bewondering even bij vooral dit eendenpaartje stil kunt staan. Zouden de vogels elkaar al iets influisteren over de lente die voor de deur staat ?
BeantwoordenVerwijderen