zondag 3 oktober 2010

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (53)

Paard op de loop voor paardenbijters
“Nergenshuizen. Het paard van de familie Jansen aan de Zandlaan raakte gisteren in paniek toen het werd aangevallen door een zwerm paardenbijters. Ze ontsnapte uit het weiland en nam de benen. Na veel moeite kon het paard worden ….”

Dit zou het begin van een artikel in een plaatselijke krant kunnen zijn. Tenminste, als de paardenbijter zou doen wat de naam suggereert. Maar gelukkig voor het paard is dat niet het geval. De paardenbijter is een echte, redelijk grote libel (63 mm) en behoort tot de familie van de glazenmakers. Glazenmakers zijn grote libellen (60 tot 85 mm). De paardenbijter is dus een kleine glazenmaker.
“Paardenbijter en glazenmaker”, het zijn nogal verwarrende benamingen. De naam glazenmaker dankt deze groep libellen aan de gelijkenis met vroegere glazenmakers. Als er vroeger een glazenmaker moest komen om ruiten te repareren, dan vervoerden zij het glas in een raamwerk van latten op de rug waardoor het wel vleugels leken. Paarden (maar bv ook koeien) worden vaak geplaagd door vliegen en andere kleine insecten. De paardenbijter jaagt op deze insecten en het lijkt daardoor alsof hij het paard aanvalt. Deze libel dankt de naam dus aan een onnauwkeurige waarneming en foutieve interpretatie.

De soort komt algemeen in Nederland voor maar is nergens talrijk. De vliegtijd is van midden juni tot begin november, met een hoogtepunt van half augustus tot half september. Ze zijn vooral in de middag actief, tot diep in de schemering op warme zomerdagen en ze vliegen (jagen) vaak in groepjes.

Het mannetje heeft bruinblauwe ogen, die van het vrouwtje zijn bruin met geel of groen. Het achterlijf is donker en heeft een mozaĂŻektekening. Bij het mannetje is het achterlijf blauw-geel getekend, bij het vrouwtje geel-bruin.
Het lange achterlijf bestaat uit tien segmenten en is zeer buigzaam. Dit is noodzakelijk voor de paring die in een paringswiel plaatsvindt. Het achterlijf heeft een stabiliserende functie en wordt gebruikt bij het sturen. De aanhangsels van het achterlijf worden door het mannetje gebruikt als een soort tang waarmee hij het vrouwtje tijdens de paring vastgrijpt. Welke functie de behaarde achterlijfaanhangsels van het vrouwtje hebben (zie foto), heb ik helaas nergens kunnen ontdekken.

(Info: Libellennet en Wikipedia)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten