zondag 24 oktober 2010

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (56)

Twee “gewone” dagvlinders

Het was een mooie nazomerdag, eind september. De vlinders waren opvallend actief. Vooral de buddleia (vlinderstruik) werd druk bezocht. Maar ook op andere struiken en op een hoop stenen zaten de vlinders zich in het zonnetje te koesteren. Naast de “witjes” waren vooral ook de atalanta goed vertegenwoordigd. Het is een van de meest voorkomende vlinders in ons land.
Deze opvallende trekvlinder heeft een spanwijdte van 5-6 centimeter. In Nederland komen twee generaties per jaar voor.
De vlinder kunnen we bijna overal in Europa tegenkomen, van de zeekust tot meer dan 2000 meter hoogte in de Alpen. In warme jaren trekken enkele vlinders zelfs door tot de Poolcirkel. Ze overwinteren in Zuid-Europa en trekken in het voorjaar naar het noorden. Veel vlinders sneuvelen tijdens de trek (vooral in de Pyreneeën), zowel op de heen- als op de terugweg.
De vliegtijd in Noordwest-Europa is van mei tot oktober. In het najaar trekt een deel van de aanwezige vlinders weer terug naar het zuiden. Soms probeert de vlinder in Nederland te overwinteren, maar de overlevingskansen zijn klein. Toch worden al vroeg in het jaar wel waarnemingen gedaan. Het vliegen tijdens de trek gebeurt soms op grote hoogte en soms 's nachts.
De soort komt ook voor in gematigde gebieden van Azië en in Noord-Amerika.

De vlinder leeft vooral van nectar (een suikerrijke vloeistof die door planten wordt geproduceerd), maar ook wel van boomsappen en rottend fruit. De nectar likken ze op met hun lange roltong die normaal opgerold is.

Het vrouwtje zet haar eitjes (één voor één) af op de waardplant, de brandnetel. Hierop kun je later ook de rupsen vinden. De rups is 35 tot 40 mm lang, de kleur van exemplaren onderling varieert sterk. De grondkleur is geelachtig grijs tot zwart met op de zijkanten geelwitte vlekken.

De gehakkelde aurelia is aanzienlijk minder algemeen dan de atalanta. De vlinder komt in vrijwel heel Europa voor en is een bewoner van bosranden en open plekken in het bos. Net als de atalanta komt de gehakkelde aurelia ook voor in de bergen, tot een hoogte van 2000 meter. De vlinder is ook een regelmatige bezoeker van tuinen. Het is een standvlinder (dus geen trekvlinder) die verspreid over het hele land voorkomt. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de soort weinig waargenomen in het noorden en westen van het land, maar sinds die tijd heeft de gehakkelde aurelia zich steeds verder uitgebreid.
De voorvleugel varieert in lengte tussen de 20 en 26 mm. De vlinder vliegt in de periode maart tot en met oktober. Ze leven in twee generaties. De eerste bezoekt in de lente, na de overwintering, graag bloeiende wilgenkatjes. De zomergeneratie heeft een voorkeur voor nectarrijke bloemen, vaak in gezelschap van de kleine vos.

Favoriete waardplanten van de gehakkelde aurelia zijn brandnetel, hop en iep. De vlinder overwintert “vermomd als dor blaadje” in de strooisellaag, dat is dat deel van de bodem waar bladeren en naalden nog herkenbaar te vinden zijn.
Het laatste deel van de wetenschappelijke naam (Polygonia c-album) verwijst naar de witte “c” die zichtbaar is op de vleugels van de vlinder wanneer deze gesloten zijn.

(Bronnen: o.a. Wikipedia en Vlindernet)


Foto+ tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten