In ons land komen ongeveer 175 soorten graafwespen voor. Afhankelijk van de soort bevoorraden graafwespen hun nesten met zeer verschillende typen prooien: meestal insecten, maar ook spinnen. De mannetjes van een aantal soorten van deze graafwespen hebben opvallende, schildvormig verbrede voorschenen.
Bij de grote zeefwesp heeft dit schild een porseleinachtig glanzend, lichtblauwe kleur. De schilden aan de voorpoten spelen waarschijnlijk een rol bij de paring. In ons land komen nog twee andere soorten graafwespen vrij algemeen voor, die nogal lijken op de grote zeefwesp. Maar de mannetjes daarvan hebben aan de voorpoten enigszins anders getekende en gekleurde schilden.
De grote zeefwesp vliegt in de maanden juni tot en met september en is een redelijk veel voorkomende soort, die een voorkeur heeft voor zonnige bosranden en wegbermen op zandgronden. Maar deze wesp komt ook voor in de bebouwde omgeving.
Ik zag een aantal van deze wespen (zowel mannetjes als vrouwtjes) op een heg waar de zon heerlijk op scheen. Het vrouwtje van deze zwartgele graafwesp is 11-19 mm groot, het mannetje is iets kleiner: 9-16 mm. De kop is zwart en breed met grote ogen, het achterlijf is lang en slank, glanzend zwart, met een halve gele ring op elk segment. De poten zijn grotendeels geel, alleen de bovendijen zijn zwart.
In de zomer kun je deze wesp vaak zien op schermbloemigen, waar beide geslachten vaak met meerdere exemplaren tegelijk nectar zuigen.
De vrouwtjes bouwen hun nesten in de grond, in een zelf gegraven gangenstelsel. Zo’n nest bestaat uit drie tot vijf cellen en bevindt zich aan het einde van een ongeveer 20 cm diepe gang. In de cellen worden enkele verlamde prooidieren binnengebracht, deze dieren dienen als voedsel voor de larven.
Waarom deze wesp “zeefwesp” heet is mij niet bekend. In één van de natuurgidsen wordt hij abusievelijk “grote zweefwesp” genoemd.
(Bron: Diverse natuurgidsen)
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten