De doodskopzweefvlieg (doodshoofdzweefvlieg) is een grote, vrij bolle zweefvlieg met gele vlekken op achterlijf en een opvallende witgele doodshoofdtekening van korte beharing op de rugkant van het borststuk. Het achterlijf is geel met zwarte dwarsstrepen. Veel zweefvliegen hebben deze “bij-achtige” tekening, het moet eventuele belagers afschrikken.
De doodskopzweefvlieg op de foto is een vrouwtje, dat is te zien aan de stand van de ogen. Bij de mannetjes raken de ogen elkaar boven op de kop. Kenmerkend voor deze zweefvlieg zijn de (in rust) enigszins naar buiten gerichte vleugels en de geel tot oranje behaarde randen van het borststuk. Deze mooie zweefvlieg is 10 tot 14 millimeter groot en komt voor in heel Europa en Noord-Afrika tot in Centraal-Azië en Oost-Siberië. In Europa is deze vlieg algemeen, behalve in noordelijk Scandinavië. In ons land is de doodskopzweefvlieg zeer algemeen in Zuid-Limburg, het binnenland en de duinen, maar komt minder voor in het kustgebied.
Het voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel van diverse bloemsoorten. In hun zoektocht naar voedsel vliegen mannetjes en vrouwtjes tot op grote afstand van geschikte voortplantingsplaatsen. De mannetjes bezetten territoria in bosranden en op zonbeschenen plekken in loofbossen. Ze zitten veelvuldig maar kortstondig op bladeren in de zon. Alle insecten die in de buurt komen worden direct verjaagd, waarna ze weer naar hun plekje terugkeren. Ze patrouilleren ook rusteloos en luid zoemend langs de bosrand of zweven op één tot enkele meters hoogte.
De doodskopzweefvlieg overwintert als larve. Eieren die vroeg in het jaar of op voedselrijke plaatsen zijn gelegd, kunnen zich in hetzelfde jaar nog tot vlieg ontwikkelen. De meeste larven zullen het echter pas na de winter tot imago (volwassen insect) brengen.
De doodskopzweefvlieg vliegt in één tot twee generaties per jaar. De tijd die een larve nodig heeft om zich tot volwassen insect te ontwikkelen varieert sterk. Vermoedelijk ontwikkelen niet alle nakomelingen van de voorjaarsvliegen zich in hetzelfde jaar tot imago, maar verpoppen sommige pas het volgende voorjaar.
(Bronnen: Wikipedia en nederlandsesoorten.nl )
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten