zondag 13 oktober 2013

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (164)

Er zijn twee groepen hommels; de bekendste zijn de soorten die een nest maken net zoals o.a. mieren, bijen en wespen. Het hommelnest blijft in de regel kleiner dan dat van andere sociale vliesvleugeligen. Er zijn ook hommels die zelf geen nest maken (koekoekshommels) maar de eitjes in het nest van andere soorten leggen.

Hommels leven net als alle andere bijen van nectar en stuifmeel, de suikerrijke nectar is de energiebron van de hommel. Hommels kunnen tot wel 2 uur achter elkaar stuifmeel verzamelen tot een gewicht van 60% van hun lichaamsgewicht. Het stuifmeel kunnen de vrouwtjes met behulp van nectar en hun voorpoten tot een klompje samenplakken aan hun achterpoten en zo vervoeren naar het nest. Op de holle scheen van de achterpoot zit hiervoor een kale plek, die omgeven is met stijve haren. Deze plek wordt een stuifmeelkorfje genoemd. Koekoekshommels hebben geen stuifmeelkorfjes. In tegenstelling tot de bij heeft de hommel ook stevige kaken; deze worden alleen gebruikt om bloemen stuk te knippen om bij de nectar te komen.

Een hommel heeft een lange tong met haartjes aan het uiteinde, waarmee ze nectar uit de bloemen opzuigen. De tong wordt beschermd door de schede (zie foto). Wanneer de hommel haar tong niet gebruikt zit de schede onder haar lichaam gevouwen. De lengte van de uitrolbare hommeltong, ook wel proboscis genoemd, varieert van soort tot soort. Hierdoor treedt er een zekere specialisatie in bloembezoek op, waardoor hommels minder onderlinge concurrentie hebben. In Australië en Nieuw-Zeeland introduceerden kolonisten rond 1880 hommels uit Zuid-Engeland omdat de inheemse bijen de ingevoerde rode klaver, met diepe kroonbuizen, niet konden bestuiven. Alleen een uitrolbare hommeltong kan deze rode klaver bestuiven. In Denemarken en Frankrijk worden gekweekte hommels ingezet voor het bestuiven van rode klaver. Wanneer de nectar te diep in een bloem verborgen is bijt de hommel een gaatje in de zijkant van de bloemkroon om zo bij de nectar te kunnen komen. De plantensoorten waarbij dit voorkomt zijn smeerwortel, rode klaver, grote ratelaar, holwortel, hengel en dopheide.

De hommel, vooral de aardhommel, wordt tegenwoordig ook gekweekt voor bestuiving van diverse in kassen geteelde gewassen. Hommels zijn goede bestuivers, omdat ze met de bovenkaken en klauwtjes aan de poten (zie foto) de meeldraad kunnen vastpakken en met behulp van de borstspieren de meeldraden heen en weer kunnen schudden om zo de stuifmeelkorrels uit de helmhokjes te laten vallen.

In noordelijke landen zoals Noorwegen en Zweden zijn hommels voor de bestuiving zeer belangrijke insecten, omdat ze bij lage temperatuur nog vliegen, in tegenstelling tot bijen. In de zuidelijke landen zoals Frankrijk is de bij belangrijker voor de bestuiving. Nederland zit daar tussenin. In Nederland komen zo'n 29 verschillende soorten hommels voor, waarvan 7 soorten koekoekshommels. Sommige soorten zijn echter zeer moeilijk uit elkaar te houden.

De mannetjes verschillen van de vrouwtjeshommels in meerdere opzichten: ze zijn kleiner, hebben langere antennes (13 geledingen in plaats van 12) en zien er wat pluiziger uit. Ook hebben mannetjes geen angel en geen stuifmeelkorfjes. Bij de werksters is de legbuis omgevormd tot een angel. Omdat alleen de vrouwtjes een angel hebben kunnen alleen de werksters en de koninginnen steken, de mannetjes niet. De angel kan bij vrouwtjes echter niet meer als eilegapparaat worden gebruikt; de eitjes verlaten het lichaam via een opening aan de basis van de angel en niet- zoals bij insecten met een “normale” ovipositor- door het uiteinde van de buis.
De steek van hommels is slechts pijnlijk en niet gevaarlijk, tenzij men allergisch is. De angel van de hommel blijft niet achter na een steek zoals bij de honingbij. Een hommel gaat na een steek niet dood en kan de angel telkens opnieuw gebruiken, net zoals wespen. Door de angel wordt gif naar buiten gepompt. Hommels die zich aangevallen voelen laten dikwijls een verdedigingshouding zien door op één kant te gaan liggen en alle poten en het achterlijf met angel uit te steken.

Een hommel bezoekt bij voorkeur vooral tweejarige, maar ook meerjarige planten, omdat deze planten meer nectar produceren door hun in het algemeen grotere bloemen. Overigens produceren hommels wel honing, echter in kleine hoeveelheden en “hommelhoning” is daarom commercieel niet interessant.

Een paring vindt plaats op de grond en duurt 15-30 minuten. Na de paring gaat het mannetje op zoek naar een nieuwe koningin en de bevruchte koningin gaat op zoek naar een overwinteringsplaats. Bij sommige hommelsoorten is dit al in juli, en bij andere pas in oktober. Een kolonie hommels sterft elk najaar, alleen de bevruchte jonge koninginnen blijven in leven en overwinteren.

(Bron: Wikipedia)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten