Cicaden komen wereldwijd voor
en zijn te vinden in uiteenlopende biotopen. Het enige continent waar geen
cicaden leven is Antarctica. Er zijn naar schatting ruim 30.000 soorten. Het
slanke 0,3 tot enkele centimeters lange lichaam is over het algemeen bruin of
groen, soms met felgekleurde strepen of stippen. De grootste Europese soort is
4 cm lang en behoort tot de zangcicaden.
In Nederland en België komen
ongeveer 300 soorten voor, velen daarvan behoren tot de groep dwergcicaden (of
bladspringers). Enkele bekende soorten zijn: de algemeen voorkomende
schuimcicade (spuugbeestje), de groene
cicade en de rododendroncicade. Sommige soorten worden wat groter zoals de
bloedcicade, die ook gemakkelijk te herkennen is aan de zwarte kleur met
bloedrode vlekken.
De verspreiding van de
cicaden hangt af van de familie en het geslacht, de bekende periodieke cicaden*
bijvoorbeeld komen alleen voor in Noord-Amerika, terwijl de helmcicaden met hun
soms bizarre uitsteeksels vooral in Azië te vinden zijn. Andere families, zoals
de dwergcicaden, zijn wereldwijd verspreid geraakt door de handel in planten.
* Periodieke cicaden hebben
een sterk afwijkende ontwikkelingscyclus ten opzichte van andere insecten
vanwege de lange ontwikkelingstijd en het gesynchroniseerde uitsluipen van de
nimfen. Van de zeven soorten hebben er drie een ontwikkelingsduur van 17 jaar,
de overige vier soorten hebben een cyclus van 13 jaar. Opmerkelijk is dat alle
nimfen eens in de dertien of zeventien jaar gedurende enkele weken allemaal
bovengronds komen, waarbij enorme hoeveelheden cicaden tegelijk te zien zijn.
Alle cicaden hebben een
bepaalde camouflage afhankelijk van de planten waarop ze zitten. Zo beschermen
ze zichzelf tegen mogelijke vijanden. Sommigen hebben een duidelijke tekening,
anderen een bepaalde vorm. Cicaden hebben twee paar vleugels en zes poten, de
achterpoten zijn de zogenaamde springpoten. Hiermee kunnen ze net als
sprinkhanen tsjirp -geluiden maken. Bij de groep van de zangcicaden is dit
duidelijk waar te nemen. Van de meeste andere soorten niet, bij deze is de
frequentie te hoog en daardoor onhoorbaar voor het menselijk oor.
Cicaden zijn sapzuigende insecten
die in grote getale aan planten veel schade kunnen veroorzaken. Cicaden hebben
meestal meerdere generaties per jaar. De overwintering gebeurt meestal als ei.
Volwassen exemplaren overwinteren soms op beschutte plaatsen (bv in een serre)
en leggen opnieuw eitjes als het begint op te warmen. Er komen bijna alleen
maar wijfjes voor, die worden “geboren” uit onbevruchte eitjes. Mannetjes komen
uit bevruchte eitjes (net als bij de honingbij). Het legsel bestaat uit
honderden eitjes, verdeeld over 6 tot 8 weken.
Dwergcicaden zijn zeer
beweeglijk. Volwassen cicaden springen of vliegen bij de geringste verstoring
weg, terwijl de onvolwassen, nog ongevleugelde, cicaden naar de schaduwzijde
van een blad of naald rennen. Hierdoor valt de aanwezigheid van dwergcicaden
nauwelijks op.
De 6 à 7 mm “grote”
dwergcicade op de foto ontdekte ik op een es. Ondanks een uitgebreide
speurtocht langs diverse sites op internet weet ik (nog) niet welke soort het
is.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Door op het woord te googlen ben ik erachter dat, wat op het eerste gezicht een verzameling gefotografeerde kiezels lijkt, feitelijk bedoeld is als voor- en zijaanzicht van een insect. Was handig geweest als dat, aan het begin van het exposé, even vermeld was. Nu kijk ik met bewondering naar de effectieve manier waarop het beestje in de omgeving opgaat.
BeantwoordenVerwijderen