zondag 6 juli 2014

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (193)

Afgelopen dinsdag kwam ik voor de tweede keer in korte tijd een koperuil tegen. De eerste keer (bovenste foto) was de vlinder mooi op kleur. Het exemplaar dat ik afgelopen dinsdag zag, was veel fletser, maar het is toch duidelijk een koperuil. De vlinder zit overdag meestal goed verscholen in het groen.

De familie van de uilen is met meer dan 350 soorten de grootste familie binnen de Nederlandse macronachtvlinders. Vrijwel alle soorten zijn nachtactief; enkele soorten zijn echter uitsluitend overdag actief (de dagactieve nachtvlinders). Wereldwijd zijn bijna 11.800 soorten uilen beschreven en deze familie is in elk continent (m.u.v. het poolgebied) goed vertegenwoordigd.
Macrovlinders zijn de grotere dag- en nachtvlinders, de kleinere vlinders behoren tot de groep microvlinders.

De koperuil  (Diachrysia chrysitis) met zijn kopergele tekening komt zeer algemeen en meestal tamelijk talrijk voor op ruige, vochtige gronden, in bosjes en tuinen. De wetenschappelijke naam chrysitis komt van het Grieks khrusitis (lijkend op goud) en verwijst naar de kleur van de tekening op de voorvleugel.

De kop en de karakteristieke kuif op de bovenzijde van het borststuk hebben een opvallende oranje kleur; verderop op het borststuk is een tweede oranje kuifje zichtbaar en op het achterlijf bevinden zich ook twee kleine kuifjes. De brede voorvleugel is grijsachtig bruin met een paarse tint en eindigt sierlijk in een scherpe, naar buiten gebogen punt. Kenmerkend is het patroon van twee brede metaalgroene banden, die een opvallende metaalglans hebben. Vaak zijn deze banden door een verbinding in het middenveld met elkaar versmolten. Vlinders van de tweede generatie zijn over het algemeen kleiner dan die van de eerste generatie.

De koperuil vliegt van mei tot oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders zijn actief in de schemering en bezoeken bloemen van onder andere vlinderstruik en kamperfoelie; later in de nacht vliegen ze opnieuw en worden aangetrokken door licht.
Kruidachtige planten, waaronder brandnetel, dovenetel, wilde marjolein en distels zijn belangrijke waardplanten voor de vlinder.

De rups (het groeistadium van de vlinder) is het hele jaar aan te treffen, hij foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond onder de waardplant. De soort overwintert als jonge rups dicht bij de grond in de vegetatie en verpopt zich in een losse cocon aan de onderzijde van een blad van de waardplant.

De soort komt voor in heel Europa, de Kaukasus en het Aziatisch deel van Rusland.

(Info: Vlindernet en Wikipedia)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten