zondag 13 juli 2014

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (194)

Regelmatig kom ik op de tuinen pendel(zweef)vliegen tegen. Het gaat volgens mij dan steeds om de gewone pendelvlieg of de citroenpendelvlieg (foto). De verschillen tussen beide soorten zijn min of meer duidelijk. Er zijn echter nog twee andere pendelvliegen die er sterk op lijken, maar die komen waarschijnlijk niet voor op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin.

De citroenpendelvlieg is een 14 tot 18 millimeter lange zweefvlieg, is groter dan de gewone pendelvlieg (11-13 mm) en heeft grotere en lichtere gele vlekken op het achterlijf. Bovendien is het achterlijf meer langwerpig van vorm. Ook de vlekken verder naar achteren op het achterlijf wijken iets af; die op het derde achterlijfssegment zijn bij de citroenpendelvlieg witter en raken elkaar. Maar de vlekken zijn erg variabel van kleur en zijn daardoor lang niet altijd bruikbaar voor het bepalen van de soort. Het borststuk biedt ook al geen houvast, het in de lengte gestreept borststuk is bij beide pendelvliegen gelijk.
Voor het bepalen van de soort is het handig om de pendelvlieg recht in de ogen te kijken. Is het streepje midden op het gezicht, onder de antennen, geel dan is het een citroenpendelvlieg. Bij de gewone pendelvlieg is het streepje zwart. Verder zijn er nog enkele subtiele verschillen, maar die zullen waarschijnlijk alleen de deskundige “vliegologen” opvallen.
De gewone pendelvlieg komt iets meer voor dan de “citroen”. Beide soorten komen voor in de maanden april tot en met oktober.

De citroenpendelvlieg heeft een voorkeur voor wat vochtige, bloemrijke omgevingen als vochtige heide en moerassen, maar wordt ook wel in tuinen aangetroffen. De vlieg leeft van nectar van verschillende soorten planten, echter alleen soorten waarbij het nectar niet te diep in de bloem zit, anders kan de vlieg er niet bij.

Zweefvliegen verplaatsen zich op zonnige dagen schoksgewijs boven bloeiende planten. Daar tussendoor hangen ze dikwijls stil in de lucht en dalen ze neer op een bloem om nectar te zuigen.
Doordat ze veel verschillende soorten bloemen bezoeken voor het stuifmeel en de nectar, zijn ze bijzonder nuttig voor de verspreiding van planten. De larven van de grootste groep jagen net als lieveheersbeestjes op bladluizen en horen tot de nuttigste insecten; heel belangrijk voor biologische bestrijding van veel plagen in plantenteelt en tuinderij.

Bij de meeste zweefvliegen is het geslachtsonderscheid eenvoudig vanwege de ogen die bij mannetjes tegen elkaar liggen, bij vrouwtjes uit elkaar. Bij de pendelvliegen is dat echter niet het geval, wel heeft een mannetje een iets smaller achterlijf.

Vaak worden zweefvliegen verward met wespen. Er zijn een aantal verschillen. Zweefvliegen hebben veel kortere antennen dan wespen. Ook hebben deze insecten alleen voorvleugels, terwijl wespen ook over achtervleugels beschikken. Alle insecten hebben in principe twee paar vleugels, maar bij de “tweevleugeligen” is het achterste paar vleugels omgevormd tot een stel haltertjes. Deze haltertjes worden tijdens het vliegen als evenwichtsorgaan gebruikt.
Zweefvliegen steken niet en zijn niet gevaarlijk.

 (Info: o.a. Wikipedia)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

1 opmerking:

  1. Mooiste foto tot nu toe van wiershoek/schooltuin.
    Erg mooie ogen van dat beestje.
    Chapeau!

    BeantwoordenVerwijderen