Tweedoornwants met slachtoffer
Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die het prettig
vinden dat er niet zoveel insecten meer rondvliegen. Sommige insecten kunnen
erg vervelend zijn. Maar lang niet alle insecten zijn hinderlijk. Wat zouden de
insecten van ons vinden? Voor veel insecten is het (vlieg-)seizoen voorbij, ze
zullen overwinteren als ei, larve, pop en een enkele soort als volwassen
insect. Tenminste, als ze daarvoor de kans krijgen. We ruimen onze tuinen op en
met het (bijna) afgestorven plantenmateriaal gooien we vaak veel nieuw leven
weg.
De laatste paar weken zijn er op de tuinen van De Wiershoeck
en de Kinderwerktuin al duidelijk minder insecten dan in de zomer (zowel
soorten als “individuen”). Maar ik kom nog wel regelmatig verschillende soorten
wantsen tegen. De vorige keer vertelde ik iets over een “glazige” nimf van de
groene stinkwants, dit keer is de tweedoornwants aan de beurt. De volwassen
tweedoornwants (10-13 mm) is te zien van juli tot oktober. De wants is
tabaksbruin en geheel bedekt met zwarte spikkeltjes. De soort overwintert
meestal als ei, soms als larve. Het voedsel bestaat uit andere insecten, vooral
larven van vlinders en kevers. De nimfen drinken ook sap van planten. Deze
wants komt alleen voor in extensief gebruikte biotopen en houdt van lage bosjes
in vochtig terrein.
Ook dit vrouwtje
van de tweedoornwants zal de winter
niet overleven. Sterker nog, ze haalt de winter niet eens. De mannetjes van
deze wants zijn in september al gestorven, nadat er is gepaard. De iets grotere
vrouwtjes leven langer, tot in november. Dat is logisch, want de vrouwtjes
moeten nog eitjes leggen. De eitjes worden gelegd in groepjes van 20 tot 50
stuks. Met een beetje geluk komen de eitjes ongeveer half mei uit. Aan het
opgezwollen achterlijf is te zien dat dit vrouwtje nog eitjes moet leggen. Ze
moet daarom nog even in leven blijven en dus moet ze eten. Dit keer staat er
een rups op het menu.
Wantsen hebben naast de algemene kenmerken van insecten
(o.a. zes poten) een steeksnuit (rostrum) waarmee planten of prooien worden
leeggezogen. De monddelen van de wants zijn geƫvolueerd tot een steeksnuit die
aan de voorkant van de kop ontspringt. De snuit wordt onder het lichaam
gehouden en kan naar voren worden bewogen. Het rostrum kan uit een verschillend
aantal geledingen bestaan.
De naam tweedoornwants dankt deze wants niet aan het zeer
puntige halsschild, maar aan een paar kleine doorns aan de binnenkant van de
voorste poten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten