zondag 5 april 2015

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (225)

De Vroege sterhyacint (Scilla bifolia) is een plant uit de Aspergefamilie. In Nederland is ze een stinsenplant, die vooral in het Noorden van Nederland in het wild en op buitenplaatsen in loofbossen op vruchtbare grond voorkomt. In het Gronings noemt men stinsenplanten “Börgbloumkes”. De Vroege sterhyacint lijkt veel op de Oosterse sterhyacint (Scilla siberica), maar bij deze laatste staan de bloemen niet omhoog, maar knikken ze. De plant komt van oorsprong voor in Midden- en Zuid-Europa en in Klein-Azië. De plant wordt ook gekweekt voor de siertuin.

De Vroege sterhyacint is een bolgewas. Een bolgewas is een plant die overwintert door in een al of niet ondergrondse bol, in feite een bolvormige ophoping van vlezige bladeren, voedsel op te slaan. In een bolletje zijn vier tot zes jaargangen van bladeren te vinden. Dit bolletje is wit van kleur en heeft de grootte van een hazelnoot. Eind februari lopen de bolletjes uit. Hiervoor spreken ze hun reserves aan. Korte tijd later, tussen maart en april bloeien de kleine bloemetjes. (De foto werd 18 maart gemaakt.)

De bloeiwijze heeft meestal één tot zes grijsblauwe tot violette bloemen, die in uitzonderlijke gevallen ook wit of roodachtig gekleurd kunnen zijn. De bloemen zijn stervormig met zes kroonbladeren en er kunnen in totaal twee tot circa acht bloemen per stengel voorkomen. De bloemen hebben gewoonlijk slechts één stijl met drie stempels. Meestal heeft iedere bol slechts één bloeistengel. Zoals het tweede deel van de naam (bifolia) al zegt heeft de plant twee grondstandige bladeren. De bladeren zijn lang en spits en strekken zich zijwaarts uit. De bladeren kunnen tot tien centimeter lang worden. De gehele plant kan een hoogte van tien tot circa twintig centimeter bereiken. Vanaf mei beginnen de bovengrondse organen van de plant alweer te verdwijnen.
De plant is belangrijk als nectarplant voor honingbijen en hommels in het vroege voorjaar.

De wetenschappelijke naam van de Vroege sterhyacint (Scilla bifolia) komt van het monster Scylla uit de Griekse mythologie. Dit zeskoppige monster met twaalf poten en zes rijen scherpe tanden loerde onder een rots in de Straat van Messina op langsvarende schepen en vrat alles op wat voor zijn muil kwam. Toen Odysseus tijdens zijn dwaaltocht ook deze zee-engte moest passeren, verloor hij zes van zijn kameraden aan Scylla. Scylla kon blaffen als een hond en gold als een zuster van de sirenen. De sirenen zijn halfgodinnen uit de Griekse mythologie, met het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw. Sirenen verleidden hun toehoorders met gezang.
Volgens een oud bijgeloof mag men niet aan de bloemen van de Vroege sterhyacint ruiken omdat men dan kans loopt om zomersproeten te krijgen.

Info: Wikipedia en www.eifelnatur.de/

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten