zondag 6 september 2015

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (242)

Waarschijnlijk hebben veel mensen als ze denken aan een rups een beeld voor ogen van een, al dan niet behaarde, rups die zich op een soepele manier voortbeweegt over de grond of op een boom of struik. 

Mensen met een (groenten-)tuin kennen ongetwijfeld de lichtbehaarde, bleekgroene en zwart gespikkelde rups van het groot koolwitje, die zich tegoed doet aan de met zoveel zorg verbouwde koolplanten. Rupsen moeten enorme hoeveelheden voedsel wegwerken want ze moeten sterk groeien; bij veel soorten is de bijna volgroeide rups duizenden keren groter en zwaarder dan een net uit het ei gekropen rups. Het zijn hiermee de snelst groeiende organismen uit het dierenrijk. De energie die wordt opgeslagen wordt niet alleen gebruikt om de verandering van pop tot vlinder mogelijk te maken. Veel vlinders nemen geen voedsel meer op als ze uit de pop komen. Alle energie die wordt gebruikt om te vliegen, een partner te zoeken en zich voort te planten is bij deze soorten als rups bij elkaar gegeten.

Het lange lijf van een rups bestaat uit 13 segmenten. De eerste drie segmenten vormen het borststuk, aan elk segment zit een paar borstpoten. Deze poten worden soms ‘echte’ poten genoemd, omdat dit de poten zijn die later de zes poten van de vlinder vormen. Het achterlijf bestaat uit tien segmenten. Bij de meeste soorten zitten aan de eerste twee achterlijfsegmenten geen poten, daarna volgen vier segmenten met buikpoten (soms schijnpoten genoemd), vervolgens zijn er weer een aantal segmenten zonder poten en aan het eind van het achterlijf, aan het laatste achterlijfsegment, heeft de rups een paar naschuivers. Er zijn echter ook enkele rupsensoorten die twee of drie paar buikpoten hebben.

De rups op de foto is één van de ongeveer 300 soorten spannerrupsen die in ons land voorkomen (wereldwijd meer dan 23.000 soorten). Deze rupsen zijn gemakkelijk van andere rupsen te onderscheiden doordat het achterlijf slechts twee paar poten bezit: een paar naschuivers aan het uiteinde en een paar buikpoten (schijnpoten) op korte afstand daarvoor. Het middendeel van het lichaam heeft geen poten en wordt bij het voortbewegen steeds in een boog omhoog gespannen, waarbij het achtereind van het lichaam tot bij de voorste pootparen wordt getrokken. De Nederlandse naam voor de familie van de spanners is afgeleid van deze manier van voortbewegen. Vroeger werden de spanners ook wel landmeters genoemd. In rusthouding lijken spannerrupsen soms net een takje, waardoor ze nauwelijks opvallen. 

De rups op de foto hangt ondersteboven. Het is de rups van de peper-en-zoutvlinder. Hij wordt tot 60 mm lang, het lichaam is purperachtig bruin, bruinachtig groen of groen met een purperen middenstreep over de rug. Op het achtste segment heeft de rups een paar opvallende knobbelachtige uitwassen. De kop is bruin en diep ingesneden (op de foto niet zichtbaar).
Het is een, in ons land, zeer algemeen voorkomende soort. De rups is te zien in de periode juli tot begin oktober. De soort overwintert als pop in de grond.

Het populaire ‘Rupsje nooitgenoeg’ is ook een spannerrups.

(Info: Vlindernet en Wikipedia)

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten