zondag 11 september 2016

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (290)



Al wel vaker is me het kleine bijtje op de helianthus opgevallen, maar ik heb er nooit veel aandacht aan besteed. Dit keer keek ik echter eens wat aandachtiger en het viel me op dat het bijtje voortdurend haar achterlijf op en neer bewoog. Zou ze steeds een beetje stuifmeel met haar achterpoten naar haar ‘buikschuier’ brengen? Ik wist het niet. Welke bij zou het zijn? Ik wist het niet. 

Gelukkig is er internet en is er Wikipedia. Met een paar goed gekozen woorden als zoekopdracht verscheen er een serie afbeeldingen op het scherm van mijn computer en het duurde niet lang of ik zag een vergelijkbaar plaatje. De kleine bij bleek een vrouwtje tronkenbij te zijn. Deze solitaire bij vliegt in de periode juni t/m september. Het vrouwtje is 7-8 mm ‘groot’, het mannetje 5-7 mm. 

Vrouwtjes van de tronkenbij hebben niet zoals de werksters van honingbijen en hommels ‘korfjes’ aan de achterpoten waarin ze stuifmeel verzamelen en naar het nest vervoeren, maar ze hebben lange gele verzamelharen aan de onderkant van hun achterlijf, de zogenaamde buikschuier. Door met het achterlijf de bloem te bekloppen, verzamelen ze het stuifmeel tussen hun verzamelharen, deze typische manier van verzamelen is een goed veldkenmerk.

Vrouwtjes van de tronkenbij nestelen in oude kevergangen in oud hout, vaak een afgeknotte rest van een boom (tronk), maar ook in andere kiertjes. Ze nestelen ook wel in houtblokken of in stengels van rietdaken. Gaatjes met een doorsnede van 3 à 4 mm zijn reeds voldoende. Nestgangen van vorig jaar worden na reiniging opnieuw gebruikt. Het wandje tussen de twee cellen wordt gemaakt van hars, kieren in de zijkant worden met ook hars dichtgemetseld. In de eindprop worden in de hars ook zandkorreltjes of stukjes blad verwerkt. De hars wordt gehaald van dennenbomen of van boomknoppen.

De tronkenbij leeft circa een maand. De reproductie is niet hoog: circa 8 eitjes in het seizoen. De tronkenbij overwintert als prepop. Drachtplant is de (vooral gele) composiet met voornamelijk buisbloempjes. Voor het bevoorraden van één broedcel zijn ongeveer 34 vluchten nodig. In één broedcel zijn meerdere soorten stuifmeelpollen aangetroffen. De tronkenbij is een algemeen voorkomende soort, maar komt in het westen en noorden van het land minder voor dan in de andere delen van het land.

Info: Wildebijen.nl

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten