zondag 6 november 2016

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (298)


Maandag 31 oktober was een heel aangename herfstdag. Het zonnetje scheen een groot deel van de dag, het was droog en er stond weinig wind. Bij de bijenstal waren de honingbijen nog actief en ook op de tuinen kwam ik er nog regelmatig eentje tegen. Maar ondanks het mooie weer was er geen vlinder te gezien.

 Gelukkig zag ik nog wel een paar leuke insecten en heb ik genoten van de kleurenpracht op de tuinen. Sommige bladeren van de rimpelroos (onder) hebben prachtige herfstkleuren, niet minder mooi zijn de kleuren van een laat bloeiende dahlia (boven). Op de Kinderwerktuin kwam ik o.a. deze twee wantsen tegen.
De berkensmalsnuit (Kleidocerys resedae) werd tot voor kort “berkenwants” genoemd. Maar er zijn meer wantsen die in berken leven en ook die wantsen werden in de volksmond berkenwants of berkenschildwants genoemd. Dat was nogal verwarrend en daarom wordt deze wants nu berkensmalsnuit genoemd. Hij behoort namelijk tot de onderfamilie Ischnorhynchinae en deze wetenschappelijke naam betekent smalsnuiten. De berkensmalsnuit komt voor in Noord- en Midden-Europa tot aan de Middellandse Zee. Naar het oosten toe komt ze voor tot in SiberiĆ« en Centraal-AziĆ« tot in China.

Er zijn twee Kleidocerys-soorten, die vanaf een foto bijna niet te onderscheiden zijn van de berkensmalsnuit. Namelijk de zeldzame heidesmalsnuit (Kleidocerys ericae) en de in het noorden al eveneens vrij zeldzame elssmalsnuit (Kleidocerys privignus). De berkensmalsnuit komt soms in zulke grote aantallen voor dat hij overlast veroorzaakt. De volwassen wants overwintert en komt in het voorjaar weer tevoorschijn. Na de paring worden in mei en juni de eitjes, apart of in groepjes, afgezet op de onrijpe zaden. In augustus zijn de larven (nimfen) volgroeid. Vaak komen de larven in dichte groepen voor.

De kaneelwants (11 mm) is een ongeveer een keer zo groot als de berkenwants. De kaneelwants lijkt enigszins op de vuurwants; een knalrode basiskleur met zwarte vlekkentekening. Deze laatste soort heeft echter een strakkere vlekken- en lijnentekening, een wat ovaler lichaam en de zwarte vlek aan de achterzijde is groter. Het duidelijkste verschil is de geheel zwarte kop van de vuurwants, de kaneelwants heeft een rode vlek aan de voorzijde van de verder zwarte kop. Grote delen van het lichaam hebben een lichte beharing en de tasters zijn ongeveer twee derde van de lichaamslengte. Andere belangrijke verschillen zijn dat de vuurwants niet kan vliegen en de kaneelwants wel. Ook zie je de vuurwants vaak in grote aantallen bij elkaar (zowel nimfen als imago’s), terwijl de kaneelwants doorgaans solitair optreedt.

De kaneelwants houdt van zanderige, open en zonnige gebieden. Hij is te vinden op lagere begroeiing als struiken, waaruit plantensappen worden gezogen. Bepaalde kruidachtige planten hebben echter de voorkeur, zoals toorts en bepaalde heesters. Omdat deze planten vaak erg vies smaken, hebben ook de wantsen een smerige 'bite', en vijanden als vogels kijken wel uit er eentje op te eten. Deze soort overwintert als imago, rond mei verschijnen de nimfen en in september is de volgende generatie te zien. Als je hem aanraakt, verspreidt hij een kaneelachtige geur.


Info: Wikipedia

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten