Maandag 31 oktober
was een heel aangename herfstdag. Het zonnetje scheen een groot deel
van de dag, het was droog en er stond weinig wind. Bij de bijenstal
waren de honingbijen nog actief en ook op de tuinen kwam ik er nog
regelmatig eentje tegen. Maar ondanks het mooie weer was er geen
vlinder te gezien.
Gelukkig zag ik nog wel een paar leuke insecten en
heb ik genoten van de kleurenpracht op de tuinen. Sommige bladeren
van de rimpelroos (onder) hebben prachtige herfstkleuren, niet minder
mooi zijn de kleuren van een laat bloeiende dahlia (boven). Op de
Kinderwerktuin kwam ik o.a. deze twee wantsen tegen.
De berkensmalsnuit
(Kleidocerys resedae) werd tot voor kort “berkenwants”
genoemd. Maar er zijn meer wantsen die in berken leven en ook die
wantsen werden in de volksmond berkenwants of berkenschildwants
genoemd. Dat was nogal verwarrend en daarom wordt deze wants nu
berkensmalsnuit genoemd. Hij behoort namelijk tot de onderfamilie
Ischnorhynchinae en deze wetenschappelijke naam betekent
smalsnuiten. De berkensmalsnuit komt voor in Noord- en Midden-Europa
tot aan de Middellandse Zee. Naar het oosten toe komt ze voor tot in
Siberiƫ en Centraal-Aziƫ tot in China.
Er zijn twee
Kleidocerys-soorten, die vanaf een foto bijna niet te onderscheiden
zijn van de berkensmalsnuit. Namelijk de zeldzame heidesmalsnuit
(Kleidocerys ericae) en de in het noorden al eveneens vrij
zeldzame elssmalsnuit (Kleidocerys privignus). De
berkensmalsnuit komt soms in zulke grote aantallen voor dat hij
overlast veroorzaakt. De volwassen wants overwintert en komt in het
voorjaar weer tevoorschijn. Na de paring worden in mei en juni de
eitjes, apart of in groepjes, afgezet op de onrijpe zaden. In
augustus zijn de larven (nimfen) volgroeid. Vaak komen de larven in
dichte groepen voor.
De kaneelwants (11 mm) is een ongeveer een keer zo groot als de
berkenwants. De kaneelwants lijkt enigszins op de vuurwants; een
knalrode basiskleur met zwarte vlekkentekening. Deze laatste soort
heeft echter een strakkere vlekken- en lijnentekening, een wat ovaler
lichaam en de zwarte vlek aan de achterzijde is groter. Het
duidelijkste verschil is de geheel zwarte kop van de vuurwants, de
kaneelwants heeft een rode vlek aan de voorzijde van de verder zwarte
kop. Grote delen van het lichaam hebben een lichte beharing en de
tasters zijn ongeveer twee derde van de lichaamslengte. Andere
belangrijke verschillen zijn dat de vuurwants niet kan vliegen en de
kaneelwants wel. Ook zie je de vuurwants vaak in grote aantallen bij
elkaar (zowel nimfen als imago’s), terwijl de kaneelwants doorgaans
solitair optreedt.
De kaneelwants houdt
van zanderige, open en zonnige gebieden. Hij is te vinden op lagere
begroeiing als struiken, waaruit plantensappen worden gezogen.
Bepaalde kruidachtige planten hebben echter de voorkeur, zoals toorts
en bepaalde heesters. Omdat deze planten vaak erg vies smaken, hebben
ook de wantsen een smerige 'bite', en vijanden als vogels kijken wel
uit er eentje op te eten. Deze soort overwintert als imago, rond mei
verschijnen de nimfen en in september is de volgende generatie te
zien. Als je hem aanraakt, verspreidt hij een kaneelachtige geur.
Info: Wikipedia
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten