woensdag 24 oktober 2018

BEIJUMBORG (132)


Afgelopen vrijdag was ik in Franeker. U zult zeggen: ‘nou en?’ en dan hebt u best wel een beetje gelijk. Want wie interesseert het nou dat uw columnist een middagje in Franeker doorbrengt.
Toch schrijf ik er even wat meer over, omdat datzelfde Franeker voor Groningers eigenlijk een schrikbeeld zou moeten zijn. Niet dat het geen alleraardigst stadje is, hoor! Het ligt zo ergens tussen Leeuwarden (Culturele Hoofdstad van Europa 2018!) en Harlingen, plaats van vertrek en aankomst van de veerboten naar en van Terscheling en Vlieland. Je rijdt er in een uurtje naartoe, zeker nu de zuidelijke ringweg om Leeuwarden helemaal klaar is, en een uitstekende aansluiting heeft op de snelweg Leeuwarden-Harlingen. De trein vormde vrijdag even geen alternatief, omdat het traject tussen Groningen en Buitenpost er in verband met een grote verbouwing van het spoor even twee weken uit lag.
Goed: ik reed dus samen met een oud-collega naar Franeker. Hij had me uitgenodigd voor een middagbijeenkomst van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging, die daar in de Martenastate gehouden werd. Huize Martena, gevestigd in hetzelfde gebouw als de VVV, is een prachtig stadspaleisje aan de Voorstreek in Franeker.
We parkeerden er bij de lokale supermarkt, en liepen over de Voorstreek naar huize Martena. Wat opviel was de enorme rust in Franeker, ook al was het vrijdagmiddag. Eerst passeerden we het terrein van de PC: de plek die in Friesland als heilige grond wordt beschouwd, omdat daar de jaarlijkse landelijke (?) kampioenschappen kaatsen plaatsvinden. Er staan twee hele hoge, ranke bakstenen toren naast het kaatsterrein, dat eigenlijk meer een groot grasveld op de stadswal van Franeker is. Hier stond vroeger een echt kasteel, maar net als veel andere oude gebouwen in dit 14000 inwoners tellende stadje is dit kasteel ooit afgebroken.
Ik noemde het al: de rust van Franeker……en daar zit ‘m precies de kneep. Ook al heeft zo’n plaatsje een zekere charme, toch moet je er niet aan denken dat het in de stad Groningen ook zo rustig had kunnen zijn. Want Franeker, dat al zo’n kleine 30 jaar eerder dan Groningen een eigen universiteit had, had dus een bloeiende grote provinciestad kunnen zijn, ware het niet dat…..Napoleon in 1811 besloot om de universiteit van Franeker te sluiten. Dat dit de doodssteek voor zo’n stad kon betekenen bewijst Franeker - net als Harderwijk trouwens, waar ook een universiteit gevestigd was (tussen 1648 en hetzelfde sluitingsjaar als Franeker: 1811).
Het dolfinarium in Harderwijk en het beroemde Franeker huisje van de wolkammerszoon Eise Eisinga - met het al even beroemde bewegende planetarium - vormen absoluut niet de publiekstrekkers, die een grote onderwijsinsteling anno 2018 betekent. Met de Rijksuniversiteit en de Hanzehogeschool, met in totaal zo’n 60.000 studenten en zo’n 9000 medewerkers, is Groningen letterlijk en figuurlijk de dans ontsprongen. Want net als dat in Franeker en Harlingen gebeurde, dreigde ook ‘onze’ universiteit in 1811 gesloten te worden. Stelt u zich eens voor wat dat betekend zou hebben: een binnenstad die de huidige grachtengordel met moeite vulde. Daaromheen misschien een paar buitenwijkjes, een spoorlijn en een enkele wegverbinding met ‘het Westen’. Wat grachtjes hier en daar, een paar oude kerken en oude gebouwen – en dat was het dan.
Franeker is leuk, maar geef mij toch maar de grootsteedse allure van Groningen, of beter nog: van Stad!
Han Borg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten