woensdag 29 april 2020

BEIJUMBORG (151)


Afstand
 
 Als je wat ouder wordt, zoals uw columnist, dan ga je nadenken over datgene wat je de rest van leven nog met je mee wilt blijven slepen. Van sommige zaken kun je geen afstand doen: dat zijn je ervaringen, je littekens, je gedachten. Die zijn er gewoon, en ook al zitten ze je soms dwars: je draagt ze voor de rest van je leven met je mee. 
Wat heel prettig is (tenminste: ik denk dat dat voor de meesten van ons geldt) is dat je ook mensen met je meedraagt. Je broers en/of je zussen, de herinneringen aan je ouders, aan je partner, maar bovenal je nageslacht: je kinderen en je kleinkinderen. Een prettiger erfenis is er niet, denk ik.
 
Toen ik in Groningen kwam wonen, dit jaar 45 jaar geleden, ben ik begonnen op een kamertje van 3 x 3.80m. Het was een studentenflat, in Selwerd. Met zestien ganggenoten deelden we een keuken, een paar douches en enkele toiletten. Maar ieder had een eigen kamer, en die van mij was ’gevuld’ met een bed, een bureau, een boekenkastje, een klerenkast en een radio met boxen. Dat was het dan. 
 Na een jaar verhuisde ik naar een iets grotere kamer in de Oosterpoortwijk, en weer een jaar later (in dezelfde wijk) naar een nog iets grotere kamer. Het aantal spullen nam ook toe: meer boeken, enkele kleine meubeltjes, een paar planten (waaronder een papyrus in een emmer, toentertijd heel populair onder studenten) en nog zo wat zaken. Vanaf begin 1978 kreeg ik een grote kamer én een aparte slaapkamer in een huis aan de Hereweg: wéér een reden om het niet al te nauw te nemen met het verschijnsel ‘ruimtegebrek’. De spullen hoopten zich op, er kwam een sofa bij (handig voor logerende gasten), een paar gemakkelijke stoelen werden aangeschaft, een heuse eettafel met stoelen. 
 
Vanaf begin 1979 woonde ik samen in een bovenwoning in de Oranjewijk. Mijn vriendin (later werd ze mijn echtgenote) was natuurlijk ook al voorzien van een huishouden met spullen, en we voegden in ons heerlijke huisje alles maar gewoon bij elkaar. En toen we ons eerste kind kregen verhuisden we weer: vanaf 11 november 1988 woonden we in de prachtige wijk Beijum. Eerst in een gezinshuis aan de Bottemaheerd, en vanaf 1994 in een nog veel groter huis aan de Jensemaheerd. En u raadt het al: de spullen stapelden zich op. 
 
Als het goed is ga ik over een tijdje kleiner wonen…u leest het goed: kleiner. Begonnen op nog geen 12 m2 bezet ik nu bijna 200 m2. Maar als je een flat koopt, dan is dat meestal niet veel meer dan de helft daarvan. Dus ja: het wordt hoog tijd om te ‘ontspullen’. Wat moet ik met die paar duizend boeken, die vijf bedden, al die stoelen en tafels, bureau’s, de enorme hoeveelheid bergkasten, al die kleren…? Afstand er van doen: dat is de enige manier om de stap naar een flat mogelijk te maken.
 
En dus ben ik vandaag maar eens begonnen met het uitruimen van wat wandkasten met boeken en CD’s….
 
Han Borg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten