maandag 25 oktober 2021

JAN & ALLEMAN (7)

 Ons eigen nest

Wanneer de kinderen één voor één het nest uitvliegen kijk je eens om je heen en zie je dat het huis behoorlijk uitgeleefd is. De Jip en Janneke kleuren op de gammele keukenkastjes zijn niet meer helemaal van deze tijd. De badkamer is na 30 jaar intensief gebruik ook niet meer spik en span en de buitenkozijnen beginnen steeds meer door te rotten. 

Dus gaan we klussen! Meer ruimte, meer comfort, beter isoleren, herstellen wat kapot is en vooral: opruimen, ontspullen eigenlijk. We bouwen als ijverige voorjaarsvogels aan ons nestje tot het voelt als een behaaglijk warme deken in een natte, kouwe, grijze winter. 

En ook al geniet ik nog niet van ‘Vadertje Staat’, dat houdt me niet tegen om vrijwel elke dag een flinke wandeling in ‘onze achtertuin’ het Kardingerbos te maken. Een praktijkruimte aan huis is ideaal, maar vraagt ook dat je actief de ruimte buiten opzoekt. Voor een goede balans tussen lichaam en geest en om mijn hoofd leeg te maken, zodat er weer ruimte is voor het volgende gesprek. 

Net voor ik de Noorddijkerweg oversteek komt ze me tegemoet. Een vrouw met een flinke tas over haar schouder, een grijper in haar hand en om haar nek een veel gebruikte verrekijker. En ondanks al die attributen straalt ze rust uit. Nu en dan staat ze stil, raapt wat op en doet het routineus in de grote shopper. Het oogt zo vanzelfsprekend, alsof ze dagelijks zo op pad is. 

Ze vertelt enthousiast één van de 2500 (!) stille krachten te zijn, die door anderen weggegooide rommel opruimen. Dat doet ze vooral in haar eigen woonomgeving Ruischerbrug. Rondom haar eigen nest zeg maar. Je nest is immers groter dan je huis, het is overal waar we leven, het is je buurt, je stad, je land, de hele wereld. Soms gaat ze dan ook die wijde wereld in, zoals vandaag. 

Met iedere peuk, of stuk kauwgom dat ze uit de natuur haalt redt ze dieren. Puur gif maakt ze me duidelijk. Daar heeft ze eerder al eens een artikeltje over geschreven in Dijkruis, het wijkblad van Ruischerbrug. Ze is niet van het opgeheven vingertje, maar van het doen. Wijzen naar de ander (de viezerik die de rotzooi achterlaat, of de gemeente die het maar moet doen) maakt je alleen maar boos en de rommel verdwijnt er niet mee. Nu wandelt ze in de natuur en ondertussen neemt ze mee wat er niet thuishoort en kijkt ze naar de vogeltjes die door de gestadig vallende bladeren weer wat meer zichtbaar worden. Ik bedank haar voor haar zorg voor de natuur in ‘mijn achtertuin’ en vervolg mijn pad.

Gek is dat bedenk ik me, we zijn voortdurend bezig ons nestje te verbeteren en leefbaar te houden. Vaak lijkt dat op te houden bij de voordeur. We gooien zakdoekjes, wc-papier, mondkapjes, snoeppapier, blikjes, peuken, kauwgom en soms nog veel grotere zooi achteloos ergens achter onze kont in de natuur. En dat gaat alleen nog maar over de zichtbare rommel. Wat dacht je van CO2, stikstof, landbouwgif en weet ik veel wat er verder allemaal nog de lucht, de grond en het water ingaat. Ik ken werkelijk geen enkel beest dat zijn eigen nest zo bevuilt als de mens. We rotzooien door, net zo lang tot er niet meer in dat nest te leven valt. Wat zeg je? ‘Beestachtig ja!’

‘Wat nou’ bedenk ik me als een soort gedachtenexperiment, ‘Wat nou als we de wereld gaan zien als één groot nest dat we delen?’ 

Groet'n Jan Wedema

Geen opmerkingen:

Een reactie posten