woensdag 13 november 2024

RETOUR BEIJUM (1)

Zo’n jaar of vier na de verhuizing naar ‘het Manhattan van het Noorden’ (de wijk Paddepoel, in de woorden van VVD-raadslid Heiner) wil ik graag met de lezers van Beijumnieuws terugkijken op de 32 jaar waarin ik mede-wijkbewoner van jullie mocht zijn. Ik schreef er al eerder over, vlak voordat ik vertrok naar mijn appartement op 13hoog <zie Beijumborg 2020, de afleveringen 173-178>

Door Han Borg

Destijds (in 1988) verhuisden we van de Oranjewijk naar Beijum, en wel naar de Bottemaheerd. Dat had vooral een praktische reden: we woonden met een dochter van ½ jaar in een bovenwoning, en een huis-met-tuin leek ons wel wat geschikter. Zulke woningen waren er toen nog voorhanden in Lewenborg en Beijum, waarbij Beijum een ruimer aanbod had. Zonder enig probleem konden we daar iets huren, voor een bedrag dat -als ik het me goed herinner- in de orde van grootte van fl. 900 per maand lag. In euro’s: € 410 per maand. Dat was toen best een kapitaal voor ons, maar we konden het opbrengen en we hebben er zes jaar met plezier gewoond.

Daarna kochten we een huis in de Jensemaheerd, voor fl. 169.000 (€ 77.000), maar er moest ook flink in verbouwd worden. Misschien dat het alles bij elkaar zo’n ruime € 100.000 aan investeringen vroeg, die -zo ging dat in 1994- geheel door de bank werd gefinancierd door middel van een hypotheek.

Af en toe kijk ik nog wel eens op Funda naar de huizenprijzen anno 2024, ook voor Beijum, en dan kom ik tot de conclusie dat je er behoorlijk veel meer voor een groot huis als dat van ons aan de Jensemaheerd zult moeten neerleggen. Drie ton is niks tegenwoordig. Verbazingwekkend om te zien, hoe je in 30 jaar tijd ruim drie keer zoveel voor een huis kwijt bent (verbouwingen en inrichting nog niet meegerekend).

Even los van de getallen is het misschien ook goed om te kijken naar de factor ‘woongenot’. De vraag is: heb je met plezier in Beijum gewoond? Ik kan daar heel kort over zijn: ja. De Bottemaheerd was een periode waarin onze twee jongere dochters geboren werden, en we hadden daar enorm leuke buren. Eén daarvan zie ik nog steeds een enkele keer per jaar, als we in zijn tuin een goed glas drinken en mijmeren over wat geweest is. En ook een buurvrouw van toen is nog niet helemaal uit het gezichtsveld verdwenen: haar kinderen waren zo ongeveer van dezelfde leeftijd als de onze, dus lag het voor de hand dat er veel contact was.

En de Jensemaheerd dan? Daar betrokken we een veel groter huis, en al snel werden de huizen om ons heen ook verkocht aan de volgende generatie Beijumers. Eigenlijk begon dat stukje van de Jensemahaard aan een tweede leven toen we er kwamen wonen. En ook daar woonden we met veel plezier. Sommige van de Jensema-bewoners volg ik nog op Facebook, anderen zie ik wel eens ‘live’. Ons oude huis is (na de verkoop) van binnen helemaal gestript en smaakvol ingericht, en onze wat warrige tuin is compleet verdwenen. Uiteraard is het aan de nieuwe bewoners om er iets van te maken wat hen past, maar toch blijf ik het jammer vinden dat die 25 jaar oude druivenranken, waar ik elk jaar kilo’s zeer goed eetbare druiven vanaf plukte, er niet meer zijn. En de appelboom, die ons één keer per twee jaar rijkelijk van appels voorzag, is ook niet meer. Appels die het trouwens vooral in appeltaarten en in de appelmoes goed deden.

Volgende keer: hoe kijkt een Paddepoeler anno 2024 tegen Beijum aan?

1 opmerking:

  1. Mooi verhaal, heel herkenbaar voor iemand die zelf 41 jaar in Beijum woont. Jammer van de tuin die blijkbaar nu versteend (?) de toekomst vijandig tegemoet ziet.

    BeantwoordenVerwijderen