Trots en fier zie je hem al staan van verre. Er zijn mensen die hem nooit uit het zicht willen verliezen. De komende weken besteedt Han Borg zijn columnistenplek aan de jarige Olle Grieze.
Maar gelukkig: de
toren kwam uiteindelijk af (waarschijnlijk in 1554), en kon van verre
de reizigers uit alle windrichtingen als baken dienen. Waarschijnlijk
was hij toen zo’n 102 meter hoog. Men reisde over water (Boterdiep,
Reitdiep, Damsterdiep en Hunze), of over land (de Hondsrug) naar
Stad, en zag dan die enorme toren: het gaf tenminste de zekerheid dat
je uiteindelijk in Groningen aan zou komen.
Maar heel lang
konden de Stadjers en de boeren- en buitenlui niet van deze hogere
versie van de Martinitoren genieten: in 1577 vloog de bovenzijde in
brand, omdat er op de bovenste transen tonnen met pek werden
neergezet, waarin een vreugdevuur werd ontstoken. Wat bedoeld was als
viering van het vertrek van Waalse troepen uit de stad werd tot een
regelrechte ramp: het bovenste deel van de toren ging verloren, net
als de klokken. Groningen zat letterlijk in zak en as.
Was de bouw van
de toren nog mogelijk geweest omdat de stad juist in de 15e eeuw tot
grote rijkdom was gekomen (vanwege allerlei handelsvoordelen en
belastingheffingen op goederen, die door of via de stad werden
verhandeld), tijdens de Tachtigjarige Oorlog was het juist
beknibbelen geblazen. Bovendien werd er in de stad zelf ook een soort
van stammenstrijd gevoerd: de katholieken hadden nog steeds de
overhand (zowel de Martinikerk als de Der Aa-kerk waren katholieke
kerken ten tijde van de torenbrand), maar de protestanten roerden
zich ook en zouden uiteindelijk (in 1594) de regering van de stad
overnemen, en de kerken plus de torens uit handen van de katholieken
nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten