Herfst in mei
Jan en Marike fietsen al 900 km kris kras vanuit Groningen langs de grens met Duitsland en België. Dit verslag is geschreven in Etten Leur (Brabant)
Doar broest de zee
‘Doar hoelt de wiend, doar broest de zee’ zing ik (regel uit het Gronings volkslied). Naast me is het stil. Ik zing wel vaker in mijn dromen, maar deze was wel heel toepasselijk. Hier in ons behaaglijk warme tentje, midden in het dichte duister, ergens in Limburg. Wind en regen zijn de ingrediënten van deze geweldige soundtrack. Dat van de wind klopt, maar het is niet ‘onze eigen’ Waddenzee die we horen. Het overvloedige hemelwater komt als een stortbad naar beneden en ‘broest’ over ons tentje. Die kan wat hebben, weten we nu. Vol vertrouwen geef ik me over aan de elementen, die buiten gehouden worden door strak dundoek en dompel me onder in de warmte van het dons en het gevoel van bescherming. Met precies genoeg tussen ons en buiten om binnen te zijn en ons buiten te voelen.
Van tevoren hadden we gedacht dat de LF routes keurig het asfalt zouden volgen. Alles wat zich een beetje fietsroute noemt is inmiddels geasfalteerd toch? Nou, in Drenthe wel, maar daar lijken ze zich dan ook steeds meer op de pensionado’s te richten die met hun snelle, elektrische fietsen van terras naar terras trekken. Echt, die jongens en meisjes redden de horeca in deze moeilijke tijd!
Verderop wordt het anders. We fietsen vaak off road! En onder het motto: ‘gemakkelijker kunnen we het niet maken, wel leuker’ (zoiets toch, Belastingdienst…?) hotsebotsen we regelmatig over uitdagende routes dwars door uitgestorven natuurgebieden. Voor de rust in deze gebieden zijn de terrassen ook een geweldige uitvinding! Hoe leuk is het dan dat Marike ergens overheerlijke Rocky Road weet te scoren. Een soort Arretjescake met marshmallow er bovenop. Dat doet denken aan IJsland, waar we na dagen ijskoud honkebonken over puin en dikke stenen een winkeltje vonden waar ze weinig anders hadden dan Rocky Road gebak. De winkel kon opgedoekt worden na ons bezoek, we hebben letterlijk alle gebak gekocht én geconsumeerd dat ze in huis hadden. IJsland komt regelmatig langs deze weken. We kijken met ontzag en verwondering over ons kunnen terug naar dat avontuur. ‘Maar Jan’, zegt zij, ‘maar Marike’, zegt hij: ‘Zo erg als op het IJsland is het niet hè’. Zeker niet, maar dat is absoluut geen reden om de calorieën niet op de meest gedenkwaardige manier weer aan te vullen. En wie zegt dat dit ‘lege calorieën’ zijn heeft er echt hé-lé-maal niks van begrepen.
Elke dag opnieuw is het een verrassing waar we terecht komen. We koersen op mini campings en dat kan van alles zijn. Vaak kamperen we bij de boer. Daar zitten hele mooie, smaakvol en met liefde ingerichte terreinen tussen! Meestal is er wel iets van een afdakje, een paar stoelen, of een picknickbank dat het leven van stoelloze fietsers op leeftijd zeer veraangenaamt.
Vandaag bivakkeren we in Nederweert. Met onze rug naar de A2 en ons gezicht naar de varkens-industrie van onze buurman-voor-één nacht zitten we vanavond te chillen in het zonnetje voor de lounge. Dat de buurman het qua penetrante varkensgeur toch wint van de campinglocals met hun oosterse wierook en natte houtvuren is geen kunst. Daar helpt geen hash of wierook aan. Gelukkig lukt het de vaste gasten, die hier een soort van anarchistische nederzetting hebben gebouwd, wel om met gitaar en zingen tot diep in de nacht de A2 te overstemmen, alhoewel het een nipte overwinning is voor gitaar en zang.
Het is zo’n dag! We go west. Dwars door Brabant richting Zeeland. Om ons heen donkere luchten. We proberen zoveel mogelijk te anticiperen op al die nattigheid. Zo laveren we zoveel mogelijk tussen de buien door. Daarmee zijn we de meeste buien te slim af, maar de wind is in zijn element. Ze lijkt een spelletje met ons te spelen. In welke richting we ook fietsen, ze draait mee. Fietsen we naar het zuiden, blaast ze uit het zuiden. Gaan we naar het westen… recht in ons gezicht. Ze kent ons routeplan denk ik, want vanaf het moment dat we verwachten in Vlissingen te zijn gaat die gloeiende gluiperd geleidelijk uit het NW waaien. We zijn niet echt dikke maatjes… Rond Eindhoven is het kleddernat. We fietsen door naar Oirschot, waar we een SVR vinden, dat volledig bevolkt wordt door Oost Europeanen. Werkers in de asperges en distributiecentra in deze omgeving. Ze leven hutje mutje op elkaar in kleine ruimtes. Het RIVM meldt dat Noord Limburg en Brabant achter blijven bij de gunstige ontwikkeling van de Corona cijfers. We kunnen ons voorstellen dat dit soort conglomeraten het virus gunstig gezind is… Het is ook weer een confrontatie met hoe goed we het hebben. We reizen 4 maanden rond zonder dat we ons zorgen hoeven te maken over ons inkomen. Dat wordt wel een heel ander verhaal wanneer je soms duizenden kilometers van huis je geld moet gaan verdienen.
Met de regen en hagel op onze hielen racen we het boerenerf op om regelrecht onder de partytent te gaan schuilen. Precies op dat moment breekt de zondvloed los: de regen komt met bakken tegelijk naar beneden gevolgd door broertje hagel die zo mogelijk in een nog slechtere bui is. Wij staan droog. Het is herfst in mei.
Op
Marike dieselt door. Bij Jan gaat het tempo eruit. De tank is leeg op deze vijfde dag achter elkaar fietsen. Dat ken ik van mezelf. Geleidelijk keer ik dan meer naar binnen, fiets op de automatische piloot en volg alleen nog maar de blauwe fietstassen en het rode achterlichtje van Marike. Dit is de fase van kilometers na kilometer wegtikken (en wegkijken). Verstand op 0, blik op oneindig. ‘Marike, de puf is eruit, zullen we alvast eens kijken waar we boodschappen kunnen doen en vooruitkijken op de route of er ergens een camping is?’ Doen we. We beslissen om daar een dagje te blijven staan, wanneer het een plek is die zich daarvoor leent. Zo niet, fietsen we morgen verder, na een stevige maaltijd en een goede nachtrust. Vijftien kilometer verderop vinden we een minicamping onder Etten-Leur. Eén blik is genoeg om te weten dat dit kale terrein niet echt geschikt is om te recupereren. Dat wordt één nachtje dus en morgen weer verder. Morgen wordt een stormachtige wind verwacht. Precies…uit de richting waar wij naartoe gaan. Terwijl Marike ons inschrijft googelt Jan even om te zien op welk bedrijf ons ontvangt. Hey, ze verhuren blokhutten voor een zeer acceptabele prijs. Nou ja, alles is vol, Pinksteren staat voor de deur, jammer dan. Toch maar even vragen. Niet geschoten is altijd mis, toch? ‘Eén nachtje, dat gaat lukken’, volgens de eigenaar. Maar morgen is het vol. Hij besluit voor de zekerheid nog even te bellen met de potentiële huurders van morgen. Ze komen niet! Dus: we zitten eerst voor 1, toen voor 2 en nu voor 3 nachtjes in een blokhut. Wát een luxe: tafel, stoelen, stapelbed. We zijn de wind te slim af, zondag heeft ze haar kracht verloren en haar kruit verschoten. Mooi, dan gaan we dan weer verder naar het westen!
Herfst in mei
We krijgen dat liedje van Van Dik Hout niet meer uit ons hoofd. De woorden zijn aangepast aan het weer:
En het is zo herfst in mei
Ik heb nergens woorden voor
Het is zo herfst in mei
En de wereld draait maar door
Het is zo herfst in mei
Ik heb nergens woorden voor
Het is zo herfst in mei
en dan aan het eind van dit liedje het mooie besef dat dit is wat er is, alle seizoenen doen voortdurend mee in ons leven; dat gebeurt buiten onze wil om. We kunnen gelukkig wel kiezen hoe we daar mee om willen gaan.
Stil in mij,
Zo herfst in mei
Lente in mij,
Voorjaar in mei
Zomer in mei,
Zo zomer in mij
Herfst in mei,
Zo herfst in mij
Stil en blij,
Het weer in mei
Geen opmerkingen:
Een reactie posten