woensdag 4 maart 2020

BEIJUMBORG (171)


Ooooooo: kom jij uit Enschedeeeeee? Ja, de vaste lezers van deze column weten dat ik uit het oosten van het land kom, en hoewel je dat niet schijnt te kunnen horen: ik houd heel erg van de streektaal die in die contreien wordt gesproken. 

Ook al spraken mijn ouders ‘Hollands’ met ons, het plat-Enschedees was alom aanwezig. Een bekend familieverhaal is het volgende. Mijn broertje was als kleine jongen buiten op straat aan het spelen, en zijn vriendjes wilden iets bijzonders ondernemen. Mijn broertje wist niet zeker of moeder dat goed vond, dus riep hij (hoorbaar voor moeder): “dat mo’k èèm an mie moo vroag’n!” en ging vervolgens door de tuinpoort naar binnen. Daar stond mijn moeder, en die hoorde broerlief heel netjes zeggen: “mama, mogen we…?”, keurig op zijn Hollands. Dat hij later Arabische Taal- en Letterkunde is gaan studeren maakt duidelijk dat hij al jong over een goed taalgevoel beschikte.

In feite ben ik ook tweetalig opgevoed. Hollands thuis, (stads)Twents op straat en op school (behalve natuurlijk in de les). In onze familie hebben we eens alle doorgaans in dialect gebruikte uitdrukkingen verzameld, en we kwamen met gemak op vier volgetypte A4-tjes met ‘familietaal’. Mijn ouders zijn allang overleden, maar als mijn broer, mijn zus en ik met elkaar in gesprek zijn, dan is het onze gewoonte om zoveel mogelijk van dit soort familietaal te gebruiken. Een voorbeeld: op het moment dat ik dit schrijf is mijn zus bezig om een appartement in haar nieuwe Franse huis in te bouwen, dat voor ons beiden (broer en mij) bestemd is, als we daar eens gaan logeren. Daarvoor hebben we regelmatig ‘bouwoverleg’ met elkaar, via het internet. Tijdens die gesprekken vallen zeer regelmatig weer ‘oude uitdrukkingen’ te horen. Er moest bijvoorbeeld een raam verplaatst worden, dus zei ik: “ach, dan schoeft wie gewoon ‘t roam èèm op”. Vroeger zeiden we dat dan van iemand, die in onze wijk spontaan vanuit zijn woonkamer ijsjes begon te verkopen, en daarvoor zijn erkerraam even omhoog schoof.

Twents…een taal die veel verwantschap heeft met het Gronings. Beide zijn onderdeel van de taalgroep van het Nedersaksisch, een taal die ouder schijnt te zijn dan het Hollands, zoals we dat allemaal geacht worden te spreken. Het Twents wekt bij mij altijd veel warmte op, en daarom keek ik ook zo uit naar de film ‘de Beentjes van Sint-Hildegard’, die geheel en al in het Twents is opgenomen. 

Op een regenachtige zondagmorgen ben ik die film onlangs wezen kijken en ja: zonder ook maar één keer naar de ondertiteling hoeven terug te grijpen was het voor mij allemaal één grote herkenning. Herman Finkers en Johanna ter Steege allebei in glansrollen, in een zeer komisch en soms ook dieptragisch verhaal.

 Gaat dat zien, mensen!! Ofwel: goat hen kiek’n!!

Han Borg

Geen opmerkingen: