De zon was afgelopen dinsdag merkbaar aanwezig, maar een
harde, koude wind zorgde ervoor dat het onaangenaam was. Bovendien was er ook
dit keer zo goed als niets te zien. Er wordt voortvarend gewerkt en
ongetwijfeld zullen de tuinen straks weer vol staan met interessante planten en
rijk bloeiende bloemen. Dan vliegen er ook weer allerlei insecten en valt er
volop te genieten. Maar van al dat moois kun je nu alleen nog maar (dag-)dromen.
Voor dit bericht heb ik gekozen voor een foto die ik een
week eerder maakte. Tussen de koukleumende (en daardoor gesloten) krokussen zag
ik een paar bloeiende lenteklokjes. Het is een bolgewas uit de narcisfamilie. Uit
een rozet van smalle bladeren komt een circa 20 cm hoge bloemstengel te
voorschijn. Aan deze bloemstengel komen één, en enkele keer twee, klok- tot
bolvormig knikkende bloemen. Hierin onderscheidt ze zich van het zeldzamere en
beschermde zomerklokje, dat meestal meer dan twee bloemen per stengel heeft.
Het lenteklokje bloeit gewoonlijk in de tweede helft van de
winter, en wel zo'n twee weken later dan
het gewoon sneeuwklokje. Het is een van onze vroegst bloeiende plantensoorten.
De bloemen zijn wit en iets breder (2-2,5 cm) dan die van het sneeuwklokje. Zij
verschillen van deze van het sneeuwklokje doordat alle zes de bloemdekbladen
even groot zijn. Bijna aan de top van deze witte bloemdekbladen is een geel tot
groene vlek te zien. De bloemen geuren, maar door de erg vroege bloei trekken
ze maar weinig insecten aan die voor bestuiving en bevruchting kunnen zorgen.
Mocht het tot bestuiving komen dan ontwikkelt zich een doosvrucht. Aan deze
doosvrucht zit een aanhangsel wat er op duidt dat ze door mieren verspreid
worden. Zo’n aanhangsel wordt daarom mierenbroodje genoemd.
De soort is inheems in de berggebieden van Midden-Europa en
de aangrenzende gebieden in Zuid-Europa. Wellicht dat Twente het deel van ons
land is waar ze een natuurlijke groeiplaats had benoorden de Alpen. In België
vind je haar in het Maasgebied en de zuidelijke Ardennen. Maar tegenwoordig
beschouwen we het lenteklokje toch vooral als een stinzenplant die verder ook
veel gekweekt wordt als tuinplant.
De term stinzenplant is afgeleid van het Friese woord stins,
de term voor een middeleeuws stenen huis. In vroeger tijden waren juist de
bewoners van de stenen huizen de welgestelden die van hun reizen planten
meenamen en in hun tuin zetten. Een aantal van deze planten deed het er erg
goed en vermeerderde zich zelfs. Vaak gaat het hier om voorjaarsbloeiers, die
zich goed weten te handhaven onder bomen en in parken. Deze planten worden nu
stinzenplanten genoemd. Ze zijn te vinden op buitenplaatsen, kerkhoven, in
stadsparken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten