Afgelopen dinsdag kwam ik voor de tweede keer in korte tijd
een koperuil tegen. De eerste keer (bovenste foto) was de vlinder mooi op
kleur. Het exemplaar dat ik afgelopen dinsdag zag, was veel fletser, maar het
is toch duidelijk een koperuil. De vlinder zit overdag meestal goed verscholen
in het groen.
De familie van de uilen is met meer dan 350 soorten de
grootste familie binnen de Nederlandse macronachtvlinders. Vrijwel alle soorten
zijn nachtactief; enkele soorten zijn echter uitsluitend overdag actief (de
dagactieve nachtvlinders). Wereldwijd zijn bijna 11.800 soorten uilen
beschreven en deze familie is in elk continent (m.u.v. het poolgebied) goed
vertegenwoordigd.
Macrovlinders zijn de grotere dag- en nachtvlinders, de
kleinere vlinders behoren tot de groep microvlinders.
De koperuil (Diachrysia chrysitis) met zijn kopergele
tekening komt zeer algemeen en meestal tamelijk talrijk voor op ruige, vochtige
gronden, in bosjes en tuinen. De wetenschappelijke naam chrysitis komt van het Grieks khrusitis (lijkend op goud) en
verwijst naar de kleur van de tekening op de voorvleugel.
De kop en de karakteristieke kuif op de bovenzijde van het
borststuk hebben een opvallende oranje kleur; verderop op het borststuk is een
tweede oranje kuifje zichtbaar en op het achterlijf bevinden zich ook twee
kleine kuifjes. De brede voorvleugel is grijsachtig bruin met een paarse tint
en eindigt sierlijk in een scherpe, naar buiten gebogen punt. Kenmerkend is het
patroon van twee brede metaalgroene banden, die een opvallende metaalglans
hebben. Vaak zijn deze banden door een verbinding in het middenveld met elkaar
versmolten. Vlinders van de tweede generatie zijn over het algemeen kleiner dan
die van de eerste generatie.
De koperuil vliegt van mei tot oktober in twee, soms drie
generaties. De vlinders zijn actief in de schemering en bezoeken bloemen van
onder andere vlinderstruik en kamperfoelie; later in de nacht vliegen ze
opnieuw en worden aangetrokken door licht.
Kruidachtige planten, waaronder brandnetel, dovenetel, wilde
marjolein en distels zijn belangrijke waardplanten voor de vlinder.
De rups (het groeistadium van de vlinder) is het hele jaar
aan te treffen, hij foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de
grond onder de waardplant. De soort overwintert als jonge rups dicht bij de
grond in de vegetatie en verpopt zich in een losse cocon aan de onderzijde van
een blad van de waardplant.
De soort komt voor in heel Europa, de Kaukasus en het
Aziatisch deel van Rusland.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten