Op bladeren van de hazelaar zag ik enkele larven van een bladwesp. Er komen in Nederland ruim 400 soorten bladwespen voor, de meeste zijn erg klein. Een aantal kleine soorten zijn bladmineerders en eten de plant dus van binnenuit op. Sommige grotere soorten lijken op "gewone" wespen, maar er zijn toch duidelijke verschillen. Bladwespen kunnen hun vleugels niet vouwen en leggen deze recht naar achteren op de rug wat gewone wespen niet doen. Verder hebben bladwespen geen wespentaille, het borststuk is vergroeid met het achterlijf.
Larven van sociale insecten, zoals honingbijen, houtwespen en mieren, zijn niet erg actief en erg kwetsbaar. Ze krijgen het voedsel door de “moeders” thuisgebracht. Larven van bladwespen moeten zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Ze zijn dan ook sterk en actief en lijken heel erg veel op rupsen.
Bladwespen leggen hun eieren in planten en de larven eten alleen planten. Een aantal soorten heeft maar één waardplant, andere hebben meerdere waardplanten.
Alle bladwespen zijn voor de mens ongevaarlijk!
Op internet kwam onderstaande tekst tegen. Het betreft een uitgave als e-boek van de in 1902 door J.B. Wolters (Groningen) uitgegeven “Geïllustreerde Land- en Tuinbouwbibliotheek, Dierkunde”, geschreven door Prof. Dr. J. Ritzema Bos.
Familie bladwespen. Lichaamsbouw gedrongen; het nooit zeer lange achterlijf begint niet, als bij de tot dusver behandelde vliesvleugeligen, met een smal gedeelte: het “dunne middeltje” der wespen ontbreekt. De legboor, die als zij niet wordt gebruikt, in het achterlijf is ingetrokken, heeft den vorm van eene zaag; zij dient om a. h. w. putjes in bladeren of andere plantendeelen te zagen, in welke de eieren worden gelegd. De larven zijn “bastaardrupsen”; deze dieren, die als gewone rupsen bladeren eten, buigen in rust gaarne haar lichaam C-vormig inéén; sommigen heffen, als zij worden verontrust, plotseling haar achterlijf omhoog en buigen het over den kop heen naar voren.—Als de bastaardrupsen volwassen zijn, spinnen zij zich, ’t zij aan de planten, waarop zij leefden, ’t zij in den grond, eene ovale cocon.—Voorbeelden: knollenbladwesp, bessenbladwesp, dennenbladwesp.
De larven en poppen zijn bij de onderscheiden insektensoorten zeer verschillend van vorm. Men onderscheidt de larven in: rupsen, ware larven en maden. De maden zijn pootloos en hebben geen’ duidelijk zichtbaren, met eene harde huid bekleeden kop. De ware larven hebben wèl een’ harden kop, die van de overige deelen van den romp duidelijk te onderscheiden is; sommige larven hebben borstpooten, andere niet. Achterlijfspooten echter bezitten zij niet, hoogstens aan ’t uiteinde van ’t achterlijf een paar ongelede lichaamsaanhangselen. De rupsen hebben een’ duidelijk zichtbaren, harden kop, 3 paar gelede borstpooten en een verschillend aantal ongelede achterlijfspooten. Men onderscheidt ware rupsen, die later in vlinders veranderen, en bastaardrupsen, die de jeugdtoestand van bladwespen zijn. De laatsten hebben een’ kogelronden kop en bezitten 6–8 paar achterlijfspooten.
(Info: natuurlijkweert.nl en gardensafari.net)
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten