zondag 2 september 2012

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (121)

Ongetwijfeld is het je niet ontgaan dat 2012 een slecht vlinderjaar is. Het was regelmatig in het nieuws. Maar misschien valt het nog wel mee. De afgelopen paar weken zag ik op de tuinen van De Wiershoeck en de Schoolwerktuin het aantal dagvlinders duidelijk toenemen, zowel het aantal soorten als het aantal per soort. “Blauwtjes” zijn dagvlinders die over het algemeen niet zo opvallen, ze zijn nogal klein. Twee soorten, het boomblauwtje en het icarusblauwtje, kun je echter regelmatig tegenkomen. Het duidelijkste verschil in uiterlijk tussen beide soorten is de kleur en tekening op de onderkant van de vleugels. De onderkant van de vleugels van het boomblauwtje is zilvergrijs met kleine zwarte stippen.

Bij het icarusblauwtje is de onderkant van de vleugels bruin-grijs met oranje en witomrande zwarte vlekjes. De oranje vlekjes zitten hoofdzakelijk op korte afstand langs de achterrand van de vleugels. Er is een duidelijk onderscheid tussen beide geslachten. Het mannetje van het icarusblauwtje is op de bovenzijde van de vleugels intens blauw met een fijn zwart randlijntje. Het vrouwtje is donkerbruin met oranje randvlekken. Sommige vrouwtjes (foto) hebben een sterke blauwe bestuiving, maar er komen ook zuiver bruine vrouwtjes voor. De franje langs de vleugelrand is niet geblokt maar wit.

Het icarusblauwtje is een algemene vlinder en komt in het hele land voor vanaf begin mei tot begin oktober in twee, soms drie overlappende generaties. De vlinders voeden zich met nectar van vooral vlinderbloemigen en vliegen meestal laag boven de vegetatie. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.

De vlinder houdt van allerlei kruidenrijke vegetaties, zoals halfnatuurlijke graslanden, lage pioniersvegetaties, parken, wegbermen en dijken. Waardplanten zijn diverse vlinderbloemigen; vooral kleine klaver, rolklaver en hopklaver. Op deze planten zetten de vlinders hun eitjes af en ze dienen (gedeeltelijk) als voedsel voor de rupsen.

De rups is vrijwel het hele jaar door aanwezig. Jonge rupsen “mineren”, ze eten van het tussenweefsel van het blad, de buitenlaag blijft intact. Grotere rupsen eten het hele blad. De soort overwintert als rups in de strooisellaag of laag tegen een stengel van de waardplant. De verpopping vindt plaats op de grond.

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen: