Twee nogal verschillende insecten. De ene valt nogal op tussen het groen, de andere zie je gemakkelijk over het hoofd. En dat laatste lijkt me een stuk veiliger. Het zwart-rode beestje is een bloedcicade en dankt de naam aan de zwarte basiskleur en enkele (meestal zes) grote, bloedrode vlekken op de dekschilden. Het lichaam (9-11 mm.) is langwerpig en sterk gekield en bij verstoring schiet dit dier weg door met de krachtige achterpoten omhoog te springen. Met de vleugels, die onder de dekschilden zitten zweeft de cicade vervolgens enkele meters om te ontsnappen. Van vliegen is meestal geen sprake, hoewel deze soort wel vliegt als bijvoorbeeld het voedsel op is. Volwassen dieren en larven voeden zich via hun zuigsnuit met plantensappen. Het vrouwtje legt eieren in bastspleten, waar ze overwinteren. De bloedcicade behoort tot de spuugbeestjes of schuimcicaden, maar de schuimnesten bevinden zich ondergronds waardoor de nimfen (jonge insecten) maar zelden worden waargenomen. De witachtige nimfen ontwikkelen zich op verschillende soorten plantenwortels en leven meestal in groepen bijeen. Tijdens de ontwikkeling vervellen ze vijf keer. Bij de voedselopname wordt rijkelijk veel vocht opgezogen dat met eiwitten wordt vermengd. Bij de uitscheiding wordt er lucht in het mengsel gepompt waaruit schuim ontstaat, dat snel stevig wordt. Het schuim dient tegen verdroging en als beschermde omgeving tegen natuurlijke vijanden. De nimf komt in de lente naar boven om te verpoppen tot imago (volwassen insect).
In de vroege zomer is deze soort te vinden in weelderig grasland, lage begroeiing en in hooi- en weilanden, bij voorkeur op zure bodems.
De kleur van de schildpadtorren is aanzienlijk beter in overeenstemming met de omgeving. Er zijn gestreepte en gevlekte schildpadtorren, maar ik heb de indruk dat het verschil niet erg groot is. De gestreepte soort wordt meest aangetroffen op kleihoudende gronden. Het gevlekte schildpadtorretje komt meer voor op lichtere gronden. Waarschijnlijk fotografeerde ik dus de gestreepte vorm. De volgroeide kevers zijn 6 tot 8 mm lang, ovaal en vrij plat, met buiten het lichaam uitstekende schilden. De eveneens platte larven bezitten rondom hun lichaam een krans vertakte borstelharen en aan het uiteinde een staartvork, waarop uitwerpselen worden meegenomen. De larven vreten de opperhuid aan de onderkant van de bladeren weg, zodat kleine openingen ontstaan. Vanaf begin juni beginnen de volwassen kevers op hun beurt ronde gaten te maken in de bladeren, waardoor bij ernstige aantasting de bladeren een gerafeld uiterlijk krijgen.
De gestreepte schildpadtor zet zijn eieren af in pakketjes van 5 tot 12 stuks en dit gedurende een periode van twee maanden. Gewoonlijk wordt één generatie per jaar gevormd.
(Bron: o.a. Wikipedia, de vrije encyclopedie en soortenbank.nl)
Foto + tekst: Luit Staghouwer
zondag 13 juni 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten