Het was afgelopen dinsdag best wel een aangename dag, maar
er stond redelijk veel wind. Ik denk dat die wind er de oorzaak van was dat er
bijzonder weinig viel te beleven op de tuinen van De Wiershoeck en de
Kinderwerktuin. Ik maakte daardoor relatief weinig foto’s van slechts een paar
onderwerpen. Maar dat deed ik wel met veel plezier.
De honingbijen waren niet bijzonder actief. Gelukkig zag ik
werkster (vlieg- of haalbij) met goed gevulde “korfjes”. Vliegbijen zorgen er
voor dat de in het bijenvolk benodigde grondstoffen (nectar, stuifmeel,
propolis en water) worden gevonden en gehaald. Een honingbij met een paar forse
klompen stuifmeel aan haar achterpoten vind ik altijd een aantrekkelijk
onderwerp om te fotograferen. De honingbij rechtsboven heeft niet een
alternatieve manier bedacht om stuifmeel naar het nest te vervoeren, maar ze
liep op de boerenkool langs een blad waarop ze (of een andere bij) had gepoept
en daardoor bleef er een beetje bijenpoep op haar rug plakken.
Gelukkig kwam ik ook nog een paar andere bijen tegen, zoals
de solitaire bij rechtsonder. Deze bij is duidelijk kleiner dan een honingbij
en ook de beharing is anders. Doordat ik enkele dagen afwezig was heb ik geen
tijd gehad om uit te vissen welke soort
solitaire bij het is.
Oppervlakkig gezien lijkt het insect links onder wel een
beetje op een honingbij, maar het is een zweefvlieg. Het zou één van de diverse
soorten bijvliegen kunnen zijn. Bijen, wespen en hommels zijn zogenaamde vliesvleugeligen
en ze hebben allemaal vier vleugels. Zweefvliegen (en alle andere vliegen en
muggen) hebben slechts twee vleugels, maar het verschil is vaak moeilijk te
zien.
De vliesvleugeligen danken hun naam aan de dunne en
doorzichtige vleugels. Maar de vleugels
van veel “tweevleugeligen” zijn net zo dun en doorzichtig als die van de
vliesvleugeligen.
Een ander, al evenmin altijd duidelijk zichtbaar, verschil
is de taille. Een zweefvlieg heeft vaak geen taille, de meeste vliesvleugeligen
wel.
Gelukkig zijn er ook duidelijker verschillen. Vliegenogen zijn
bijna rond en vullen een groot deel van de kop, ogen van vliesvleugeligen zijn
langwerpig (ze lijken nijdig te kijken) en vullen een minder groot deel van de
kop.
Nog duidelijker is het verschil in de antennes
(voelsprieten). Bij zweefvliegen zijn de (erg kleine) antennes drieledig en
onbeweeglijk, vliesvleugeligen hebben lange, beweeglijke antennes met meer dan
drie leden. De antennes van wespen zijn over het algemeen langer dan die van
bijen.
De antennes kunnen zintuigen van velerlei aard bevatten:
zowel reuk- smaak- als tastzin of gehoor komen veel voor. De vorm, kleur, (eventuele)
beharing en het aantal geledingen van de antennes zijn belangrijke hulpmiddelen
bij het determineren van veel soorten insecten.
Info: Wikipedia
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten