Een hooiwagen wordt wel een bastaardspin genoemd. Ze vormen een orde geleedpotige dieren binnen de spinachtigen. Er zijn meer dan 6000 soorten, waarvan er ongeveer 25 in noordwestelijk Europa voorkomen. Bij ons komen de gewone hooiwagen en de muurhooiwagen het meeste voor.
Hooiwagens hebben net als spinnen acht poten, die bij hooiwagens vaak zeer lang zijn. Ze onderscheiden zich van de spinnen doordat beide delen van het lijf (kopborststuk en achterlijf) niet ingesnoerd zijn en zozeer met elkaar vergroeid zijn dat ze een geheel lijken te vormen. Hooiwagens kunnen niet spinnen en ze hebben geen gifklieren. Ze hebben doorgaans maar één paar ogen en die staan altijd op een soort verhoginkje. Spinnen hebben zes of acht ogen.
Indien een hooiwagen wordt aangevallen, kan deze een of meerdere poten laten vallen om zo te ontkomen. Ook andere spinachtigen kunnen dit, maar hooiwagens laten de poten bij het minste of geringste vallen waarna deze nog enige tijd (een paar seconden tot een uur) blijft bewegen. Waarschijnlijk moet dit de aandacht van een eventuele aanvaller afleiden, zodat de hooiwagen meer kans heeft om te vluchten. Veel hagedissen passen dezelfde truc toe met hun staart. Een hooiwagen kan bijna alle poten kwijtraken: op drie benen kan hij nog lopen!
Hoewel sommige hooiwagens echte rovers zijn, die actief jagen op andere diertjes, zijn veel hooiwagens echte alleseters: verse prooidieren worden afgewisseld met aas, uitwerpselen en plantaardig voedsel. Ze kunnen zelfs met hun lange poten kleine voorbijvliegende insecten uit de lucht grijpen. Met hun lichaam op enorm hoge poten doen ze denken aan de hooiwagens, waarmee vroeger boeren de oogst binnenhaalden. Vandaar dat ze naar die karren zijn vernoemd.
De gewone hooiwagen (foto) is een variabel beestje. Van boven varieert de grondkleur van lichtgrijs tot gelig of roodachtig bruin. De onderkant is altijd opvallend wit. De mannetjes bereiken een lichaamslengte van 4 tot 6 mm. De vrouwtjes worden met een lichaamslengte van 5 tot 7 mm iets groter. De mannetjes vechten onderling om de vrouwtjes, waarbij ze elkaar aanvallen met die grote cheliceren, dit zijn monddelen die worden gebruikt om voedsel mee vast te grijpen. Na de paring moet het mannetje maken dat hij wegkomt, want net als bij een aantal echte spinnen vreet het vrouwtje haar mannetje subiet op, als ze de kans krijgt.
De vrouwtjes leggen de 0,4 mm “grote” eitjes met de legboor bij voorkeur in zachte grond, maar ook wel in vochtige kieren en spleten. De eitjes worden vooral in de nazomer en de herfst gelegd en overwinteren. De nimfen zijn gelijk aan de volwassen dieren, alleen zijn de poten relatief korter. Ze doen er zo'n drie maanden over om volwassen te worden.
Onlangs is in Laos een nieuw soort hooiwagen ontdekt. De spinachtige heeft poten van 16 centimeter lang, daarmee komt zijn pootspanwijdte op 33 centimeter. In Zuid-Amerika kruipt een vergelijkbare hooiwagen: deze is momenteel recordhouder met een pootspanwijdte van 34 centimeter.
(Info: Gardensafari, Wikipedia en Trouw)
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten