Voorlopig zijn er geen excursies meer, maar het was dinsdag
een prachtige dag en dus stapte ik gewoon weer op de fiets voor een bezoekje
aan de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin. Natuurlijk gonst het er
nu niet meer van de insecten en veel bloemen bloeien er ook niet meer, maar er
was toch nog relatief veel te zien.
Dit vrouwtje van de roodbruine heidelibel zat zich op te
warmen in het zonnetje. Met een beetje geluk kan je in november ook de
paardenbijter en de steenrode heidelibel nog tegenkomen. De bruinrode
heidelibel kan gemakkelijk verward worden met de steenrode heidelibel, en kan
het best geïdentificeerd worden door de andere soort uit te sluiten op basis
van kleine verschillen: gele strepen op de zwarte poten, nauwelijks geel op de
vleugels, zwart op de zijkant van het achterlijf is niet doorlopend, etc.
Bovendien steekt de legboor bij het vrouwtje bruinrode heidelibel minder ver
uit dan bij het vrouwtje van de steenrode heidelibel.
Op door de zon beschenen boomstammen en bladeren zaten
tientallen vliegen. Het waren vooral dambordvliegen, maar er zaten ook enkele
schorsvliegen tussen. De schorsvlieg is een gemakkelijk te herkennen soort. Hij
is glimmend zwart met een paar opvallend oranje onderdelen. Zijn 'gezicht' is
oranje en ook de vleugelbases is oranje en dat maakt hem tot een onmiskenbare
soort. Het is met een lengte van 9-13 millimeter ook een redelijk grote vlieg.
Schorsvliegen zijn er van mei tot november, maar in de zomer zie je ze maar
zelden. In het najaar zoeken de vliegen een mooi plekje om eens lekker op te
warmen.
Op de Kinderwerktuin staan drie meloenboompjes (Chimonanthus praecox). Het woord
Chimonanthus is afgeleid van de Griekse woorden chéima (winter) en anthos
(bloem). Het Latijnse woord praecox betekent vroegtijdig. Het is een
bladverliezende heester die 3 m hoog kan worden en die gewoonlijk bloeit vanaf
begin januari tot maart. Maar ze staan nu al in bloei, dat is dus wel erg “praecox”.
De bleekgele bloemen hebben een aangename, meloenachtige geur. Daarom wordt hij
in het Engels “Wintersweet” genoemd. Chimonanthus praecox is inheems in China,
hij groeit in het gebergte van Sichuan en Hubei tot op een hoogte van 3.000
meter. De plant werd in 1766 door de Engelsen vanuit China in Europa ingevoerd.
Op de boerenkool ontdekte ik deze
gehakkelde aurelia. De vlinder zat eerst met opgevouwen vleugels, maar benutte
even later de warmte van de zon door zijn vleugels te spreiden (om niet lang
daarna weg te vliegen). De gehakkelde aurelia vliegt in twee generaties, de
eerste van midden juni tot eind augustus en de tweede van eind augustus tot
eind mei van het volgend jaar. De soort overwintert als rups en als vlinder. De
gehakkelde aurelia komt op warme dagen aan het eind van de winter soms uit zijn
winterrust. In het voorjaar is hij vaak te vinden op bloeiende wilgen, waar hij
op zoek is naar nectar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten