Het is weer
libellentijd. Je ziet nu ‘overal’ juffertjes. Ze vliegen rond,
zitten op een blad, alleen of samen in een paringswiel.
Echte
libellen zijn groter dan juffertjes, een echte libel die je nu
regelmatig kunt tegenkomen is de platbuik en dan vooral het vrouwtje.
De platbuik is een middelgrote libel. Van de nog grotere soorten zie
ik de paardenbijter het vaakst. Deze soort behoort tot de familie van
de glazenmakers. Glazenmakers worden meestal vliegend waargenomen.
Beide geslachten maken lange jachtvluchten, soms hoog in de lucht.
Mannetjes patrouilleren veelvuldig langs en boven het water, waarbij
ze snelle uithalen naar andere libellen maken, maar ook regelmatig
stil hangen in de lucht. Wanneer glazenmakers rusten in de vegetatie
doen ze dit hangend, in verticale positie. De naam van deze familie
is gebaseerd op de gelijkenis met glazenmakers uit vroeger tijden.
Wanneer zij ruiten moesten repareren, dan droegen zij het glas in een
raamwerk van latten op de rug waardoor het wel vleugels leken.
Een andere libel uit
de familie van de glazenmakers is de grote keizerlibel. Ondanks dat
het een algemeen voorkomende soort is had ik deze zeer grote,
opvallende libel tot afgelopen dinsdag nog nooit gezien. De grote
keizerlibel is 64-84 mm groot, het is de grootste vertegenwoordiger
van de glazenmakerfamilie. Het borststuk is vrijwel eenkleurig groen.
De tekening op voorhoofd bestaat uit een zwart vijfhoekje en een
zwarte streep, met daartussen een blauwe lijn. Mannetje: achterlijf
hemelsblauw met zwarte lengtestreep. Ogen groen met blauwe tint.
Vrouwtje: achterlijf groen (soms flets blauw), met brede donkerbruine
lengtestreep.
Bij jonge vrouwtjes kan de groene kleur op borststuk en
achterlijf bruinig worden. Ogen groen, vaak met bruine tint. Pas
uitgeslopen dieren (mannetjes en vrouwtjes) hebben een gelig
achterlijf. Op basis van deze beschrijving durf ik het geslacht
van ‘mijn’ libel niet te bepalen. Ik denk dat het een mannetje
is, maar de groene ogen hebben geen blauwe tint.
Volgens
‘Libellennet’ zijn er enkele andere libellensoorten die min of
meer lijken op de grote keizerlibel, maar die soorten zijn zeldzaam
of zelfs zeer zeldzaam. Bovendien is de gelijkenis (volgens mij) niet
overtuigend.
De grote keizerlibel
vliegt van half mei tot en met eind oktober, grootste aantallen van
half juni tot eind augustus. Mannetjes patrouilleren langdurig boven
water en oever, waarbij ze hun achterlijf kenmerkend licht gebogen
houden. Andere grote libellen worden verjaagd. Net als andere
glazenmakers maken grote keizerlibellen lange jachtvluchten op
beschutte plaatsen, zoals bosranden, heidevelden, enz. Soms worden
daarbij grote prooien gegrepen, waaronder vlinders en andere
libellen. Het vrouwtje grote keizerlibel zet solitair de eitjes af,
meestal in drijvend plantenmateriaal. Vaak gebeurt dit aan het einde
van de middag.
De larven overwinteren een of twee keer. De larven die een tweede
winter doorbrengen doen dit als volgroeide larve, waardoor ze al in
mei in een korte periode kunnen uitsluipen. De larven die na een
winter al uitsluipen doen dit later en verspreid over een langere
periode: juni tot en met eind augustus.
Info: Libellennet
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten