Voorlopig valt er op
de tuinen niet veel te beleven en interessante onderwerpen om te
fotograferen zijn schaars (zacht uitgedrukt). Daarom dit keer een
plaatje uit het ‘archief’.
De Benelux telt
ongeveer 60 soorten sprinkhanen en krekels, in ons land zijn zo’n
45 soorten inheems. Het is maar een kleine insectengroep. Dit zal te
maken hebben met het feit dat de meeste soorten warmteminnend zijn en
dus veel talrijker voorkomen in (sub)tropische streken dan in Europa.
Toch is een nadere kennismaking met deze interessante dieren de
moeite waard.
Sprinkhanen en
krekels zijn rechtvleugeligen en zijn een orde van de gevleugelde
insecten. Ze zijn nauw verwant maar laten zich makkelijk
onderscheiden. Krekels hebben twee lange staartdraden en bij de
sprinkhanen zijn deze (zeer) kort. Er is ook een verschil in het
geluid dat ze maken. Krekels zijn muzikaler, melodieuzer en hoor je
voornamelijk ´s avonds en ´s nachts. Sprinkhanen maken een laag
rasperig geluid en hoor je overdag. Krekels zijn meestal egaal bruin
of zwart. Ze hebben kleinere springpoten en kunnen dan ook minder
goed springen dan de sprinkhanen. Sprinkhanen zijn vaak groen. En tot
slot houden krekels hun vleugels plat bovenop hun lijf, een stukje
over elkaar. Sprinkhanen houden hun vleugels juist aan de zijkant
langs hun lijf.
Onder de term
‘sprinkhanen’ vallen een aantal families en het is dus eigenlijk
meer een verzamelnaam. Je kunt ze verdelen in twee grote groepen:
Sabelsprinkhanen en Veldsprinkhanen. Sabelsprinkhanen hebben – net
als krekels – lange antennen en veldsprinkhanen hebben korte
antennen. De vrouwtjes van de sabelsprinkhaan en die van de krekels
hebben een opvallend lange legboor maar die ontbreekt bij de
veldsprinkhaan.
De sprinkhaan op de
foto heeft korte antennen, het is de bruine sprinkhaan (lid van de
familie Veldsprinkhaan). De kleur is overwegend bruin maar kan soms
ook groen zijn. Het lichaam is relatief sterk gevlekt. Het halsschild
is lichter van kleur, de zijkielen zijn wit en zijn naar elkaar toe
geknikt. De bruine sprinkhaan is langgevleugeld, de vleugels steken
voorbij de achterknie, vooral bij de mannetjes. De achterlijfspunt is
meestal rood gekleurd, zowel bij de mannetjes als de vrouwtjes.
Mannetjes bereiken een lengte van 12 tot 17 millimeter, de vrouwtjes
zijn 18 tot 25 mm lang.
Het is een van de
talrijkste sprinkhanen in Nederland. Ze zijn overal in bermen en
graslanden te vinden. Het volwassen insect is te zien van juni tot
september en is vooral actief tussen negen uur in de ochtend en zeven
uur in de avond. De zang van het mannetje bestaat uit losse ratels,
ongeveer zes per tien seconden. Het is tot op zo'n tien meter te
horen en wordt alleen voortgebracht in de zon.
Het geluid is een
kort trrt, waarbij enkele mannetjes tegen elkaar in kunnen zingen:
trrt (1) - trrrt (2) - trrt (1) - trrt (2) enz. De soort werd daarom
ook wel Tandradje genoemd: de zang van twee mannetjes grijpt als een
tandrad in elkaar.
De bruine sprinkhaan
lijkt sterk op de snortikker en de ratelaar. Qua geluid zijn de drie
soorten goed uit elkaar te houden maar omdat de vrouwtjes geen geluid
maken zijn deze moeilijk op naam te brengen.
Deze sprinkhaan liet
zich gemakkelijk fotograferen. Dat is waarschijnlijk te ‘danken’
aan zijn/haar handicap, hij/zij mist de rechter achterpoot en is
daardoor ongetwijfeld minder mobiel dan de meeste soortgenoten.
Sprinkhanen zijn
berucht vanwege het feit dat ze – vooral in Afrika – met
miljoenen tegelijk in korte tijd hele oogsten kunnen verslinden, soms
met de hongersnood tot gevolg. Sprinkhanen kunnen de mens echter ook
tot nut zijn. Wellicht kunnen sprinkhanen en andere insecten zelfs
als oplossing dienen voor het wereldvoedselprobleem. Het eten van
insecten is voor tachtig procent van de wereldbevolking heel normaal.
Alleen in Europa en Noord-Amerika is men hier niet aan gewend.
Info: Wikipedia,
waarneming.nl/ en ivn.nl/
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten