Aaisykjen
Voor de niet-Friezen
onder ons: eieren zoeken. Een sport die ik vrijwel nooit bedreven
heb, hoogstens om paaseieren in de tuin van mijn schoonouders te
zoeken als onze kinderen het opgegeven hadden. Maar de echte Friezen
weten dat dit een soort van nationale sport in hun provincie is, en
misschien ook wel in andere graslandprovincies, zoals Groningen en de
Flevopolders.
Ik kwam het woord
tegen bij een klus, die ik sinds kort aan het uitvoeren ben. Voor
mensen met een visuele handicap of met een of andere vorm van
dyslexie is het handig wanneer de inhoud van woordenboeken, zeker
wanneer het om tamelijk onbekende woorden gaat, ook in de vorm van
gesproken woord beschikbaar is. En ja: mijn stem wordt daar ook voor
gebruikt, in dit geval door Van Dale. Ik hoef heus niet het hele
woordenboek voor te lezen (stel je voor: drie dikke delen en dan van
kaft tot kaft, bladzijde voor bladzijde, woord voor woord
voorlezen….. welhaast een bovenmenselijke prestatie!), maar beperk
me tot 7500 woorden. Dat is heel wat uurtjes werk: je doet er zo’n
600 per uur, dus reken maar uit.
Taal is iets
prachtigs. Schrijven is daar één vorm van, spreken en presenteren
zijn er ook nog. Ik heb altijd al wat met taal gehad. Tijdens onze
studie geschiedenis aan de universiteit leerden we fatsoenlijk
formuleren – foutloos schrijven is slechts voor weinigen weggelegd.
Hoe vaak grijp ik nog naar het Groene Boekje, waarin alle Nederlandse
woorden waarover je zou kunnen twisten staan opgenoemd. Vroeger had
iedere ambtenaar die iets moest schrijven dat Boekje op zijn of haar
bureau staan, tegenwoordig ga je dan via je computer en beeldscherm
naar de Nederlandse Taalunie en de website op woordenlijst.org
wanneer je ietwat onzeker bent over de spelling van een woord.
“Onmiddellijk’ met 2 dd’s en 2 ll’en?? De Taalunie weet
raad.
‘Vind’ zonder
t?? Ja, als het gaat om de eerste persoon enkelvoud (ik). En als ‘
je’ erachter staat schrijf je meestal (!) ook geen t. Een lastige
regel in het Nederlands, zo blijkt als je veel teksten leest.
Spelling is helemaal
niet moeilijk als je de basisregels goed kent, vind je ook niet?
Wanneer schrijf je wél een t achter ‘ je’? Nou: als ‘ je’
niet het onderwerp van de zin is. Twee voorbeelden: “vind je het
leuk om te schaatsen?” is juist gespeld (zonder t), maar “ hij
vind je leuk om mee te schaatsen” is fout: dat moet “hij vindt je
leuk om mee te schaatsen” zijn.
Over uitspraak en
presentatie schreef ik laatst al eens in deze column, toen het ging
over de halte-aankondigingen (met verbindingsstreepje??) in de
bussen van Qbuzz. Niets leukers dan een microfoon in een spreekcel,
een glazen wand en een technicus aan de andere kant, zo vind ik.
Presenteren is een beetje toneel spelen: je wilt iets zo goed
mogelijk overbrengen, net zoals een toneelspeler (of voor mijn part:
een leraar) dat wil. En taal staat je daarbij ten dienste. O jee:
daar komen we uit op een ander schrijftaalprobleem. Ten
dienste….waarom staat er nou een n achter ‘te’, en wordt het
dus ‘ten’? Omdat het hier om oudere vormen van taal gaat, toen we
nog keurig vier (of zelfs vijf) naamvallen hadden.
Als je Latijn gaat
leren, dan weet je dat er vijf naamvallen zijn: nominativus,
genitivus, dativus, ablativus en accusativus. Het Duits heeft er nog
vier over, maar wij Nederlanders gebruiken er eigenlijk nog maar
twee: de nominativus en de accusativus (1e en 4e naamval). Met enkele
uitzonderingen, zoals de genitivus in “des konings toilet” –
ook wel gespeld als ‘s konings – net als ‘s nachts, ‘s avonds
en ‘s morgens. Wat we dan weer moeilijk vinden is dat er een
bovenkommaatje komt vóór de s, en niet na de s. Want dat zie je
vaak: s’nachts…..is fout. Kortom: je kunt beter gaan aaisykjen
dan spellen. Toch?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten