woensdag 4 mei 2016

BEIJUMBORG (23)


Aaisykjen

Voor de niet-Friezen onder ons: eieren zoeken. Een sport die ik vrijwel nooit bedreven heb, hoogstens om paaseieren in de tuin van mijn schoonouders te zoeken als onze kinderen het opgegeven hadden. Maar de echte Friezen weten dat dit een soort van nationale sport in hun provincie is, en misschien ook wel in andere graslandprovincies, zoals Groningen en de Flevopolders.


Ik kwam het woord tegen bij een klus, die ik sinds kort aan het uitvoeren ben. Voor mensen met een visuele handicap of met een of andere vorm van dyslexie is het handig wanneer de inhoud van woordenboeken, zeker wanneer het om tamelijk onbekende woorden gaat, ook in de vorm van gesproken woord beschikbaar is. En ja: mijn stem wordt daar ook voor gebruikt, in dit geval door Van Dale. Ik hoef heus niet het hele woordenboek voor te lezen (stel je voor: drie dikke delen en dan van kaft tot kaft, bladzijde voor bladzijde, woord voor woord voorlezen….. welhaast een bovenmenselijke prestatie!), maar beperk me tot 7500 woorden. Dat is heel wat uurtjes werk: je doet er zo’n 600 per uur, dus reken maar uit.

Taal is iets prachtigs. Schrijven is daar één vorm van, spreken en presenteren zijn er ook nog. Ik heb altijd al wat met taal gehad. Tijdens onze studie geschiedenis aan de universiteit leerden we fatsoenlijk formuleren – foutloos schrijven is slechts voor weinigen weggelegd. Hoe vaak grijp ik nog naar het Groene Boekje, waarin alle Nederlandse woorden waarover je zou kunnen twisten staan opgenoemd. Vroeger had iedere ambtenaar die iets moest schrijven dat Boekje op zijn of haar bureau staan, tegenwoordig ga je dan via je computer en beeldscherm naar de Nederlandse Taalunie en de website op woordenlijst.org wanneer je ietwat onzeker bent over de spelling van een woord. “Onmiddellijk’ met 2 dd’s en 2 ll’en?? De Taalunie weet raad.
‘Vind’ zonder t?? Ja, als het gaat om de eerste persoon enkelvoud (ik). En als ‘ je’ erachter staat schrijf je meestal (!) ook geen t. Een lastige regel in het Nederlands, zo blijkt als je veel teksten leest.
Spelling is helemaal niet moeilijk als je de basisregels goed kent, vind je ook niet? Wanneer schrijf je wél een t achter ‘ je’? Nou: als ‘ je’ niet het onderwerp van de zin is. Twee voorbeelden: “vind je het leuk om te schaatsen?” is juist gespeld (zonder t), maar “ hij vind je leuk om mee te schaatsen” is fout: dat moet “hij vindt je leuk om mee te schaatsen” zijn.

Over uitspraak en presentatie schreef ik laatst al eens in deze column, toen het ging over de halte-aankondigingen (met verbindingsstreepje??) in de bussen van Qbuzz. Niets leukers dan een microfoon in een spreekcel, een glazen wand en een technicus aan de andere kant, zo vind ik. Presenteren is een beetje toneel spelen: je wilt iets zo goed mogelijk overbrengen, net zoals een toneelspeler (of voor mijn part: een leraar) dat wil. En taal staat je daarbij ten dienste. O jee: daar komen we uit op een ander schrijftaalprobleem. Ten dienste….waarom staat er nou een n achter ‘te’, en wordt het dus ‘ten’? Omdat het hier om oudere vormen van taal gaat, toen we nog keurig vier (of zelfs vijf) naamvallen hadden.

Als je Latijn gaat leren, dan weet je dat er vijf naamvallen zijn: nominativus, genitivus, dativus, ablativus en accusativus. Het Duits heeft er nog vier over, maar wij Nederlanders gebruiken er eigenlijk nog maar twee: de nominativus en de accusativus (1e en 4e naamval). Met enkele uitzonderingen, zoals de genitivus in “des konings toilet” – ook wel gespeld als ‘s konings – net als ‘s nachts, ‘s avonds en ‘s morgens. Wat we dan weer moeilijk vinden is dat er een bovenkommaatje komt vóór de s, en niet na de s. Want dat zie je vaak: s’nachts…..is fout. Kortom: je kunt beter gaan aaisykjen dan spellen. Toch?

Han Borg

Geen opmerkingen: