De Vroege sterhyacint (Scilla
bifolia) is een plant uit de Aspergefamilie. In Nederland is ze een
stinsenplant, die vooral in het Noorden van Nederland in het wild en op
buitenplaatsen in loofbossen op vruchtbare grond voorkomt. In het Gronings
noemt men stinsenplanten “Börgbloumkes”. De Vroege sterhyacint lijkt veel op de
Oosterse sterhyacint (Scilla siberica), maar bij deze laatste staan de bloemen
niet omhoog, maar knikken ze. De plant komt van oorsprong voor in Midden- en
Zuid-Europa en in Klein-Azië. De plant wordt ook gekweekt voor de siertuin.
De Vroege sterhyacint is een
bolgewas. Een bolgewas is een plant die overwintert door in een al of niet
ondergrondse bol, in feite een bolvormige ophoping van vlezige bladeren,
voedsel op te slaan. In een bolletje zijn vier tot zes jaargangen van bladeren
te vinden. Dit bolletje is wit van kleur en heeft de grootte van een hazelnoot.
Eind februari lopen de bolletjes uit. Hiervoor spreken ze hun reserves aan. Korte
tijd later, tussen maart en april bloeien de kleine bloemetjes. (De foto werd 18 maart gemaakt.)
De bloeiwijze heeft meestal één
tot zes grijsblauwe tot violette bloemen, die in uitzonderlijke gevallen ook
wit of roodachtig gekleurd kunnen zijn. De bloemen zijn stervormig met zes
kroonbladeren en er kunnen in totaal twee tot circa acht bloemen per stengel
voorkomen. De bloemen hebben gewoonlijk slechts één stijl met drie stempels.
Meestal heeft iedere bol slechts één bloeistengel. Zoals het tweede deel van de
naam (bifolia) al zegt heeft de plant twee grondstandige bladeren. De bladeren
zijn lang en spits en strekken zich zijwaarts uit. De bladeren kunnen tot tien
centimeter lang worden. De gehele plant kan een hoogte van tien tot circa
twintig centimeter bereiken. Vanaf mei beginnen de bovengrondse organen van de
plant alweer te verdwijnen.
De plant is belangrijk als
nectarplant voor honingbijen en hommels in het vroege voorjaar.
De wetenschappelijke naam van
de Vroege sterhyacint (Scilla bifolia) komt van het monster Scylla uit de
Griekse mythologie. Dit zeskoppige monster met twaalf poten en zes rijen
scherpe tanden loerde onder een rots in de Straat van Messina op langsvarende
schepen en vrat alles op wat voor zijn muil kwam. Toen Odysseus tijdens zijn
dwaaltocht ook deze zee-engte moest passeren, verloor hij zes van zijn
kameraden aan Scylla. Scylla kon blaffen als een hond en gold als een zuster
van de sirenen. De sirenen zijn halfgodinnen uit de
Griekse mythologie, met het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw.
Sirenen verleidden hun toehoorders met gezang.
Volgens een oud bijgeloof mag
men niet aan de bloemen van de Vroege sterhyacint ruiken omdat men dan kans
loopt om zomersproeten te krijgen.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten