Er zijn twee groepen hommels; de
bekendste zijn de soorten die een nest maken net zoals o.a. mieren, bijen en
wespen. Het hommelnest blijft in de regel kleiner dan dat van andere sociale
vliesvleugeligen. Er zijn ook hommels die zelf geen nest maken
(koekoekshommels) maar de eitjes in het nest van andere soorten leggen.
Hommels leven net als alle andere bijen van nectar en
stuifmeel, de suikerrijke nectar is de energiebron van de hommel. Hommels
kunnen tot wel 2 uur achter elkaar stuifmeel verzamelen tot een gewicht van 60%
van hun lichaamsgewicht. Het stuifmeel kunnen de vrouwtjes met behulp van
nectar en hun voorpoten tot een klompje samenplakken aan hun achterpoten en zo
vervoeren naar het nest. Op de holle scheen van de achterpoot zit hiervoor een
kale plek, die omgeven is met stijve haren. Deze plek wordt een stuifmeelkorfje
genoemd. Koekoekshommels hebben geen stuifmeelkorfjes. In tegenstelling tot de
bij heeft de hommel ook stevige kaken; deze worden alleen gebruikt om bloemen
stuk te knippen om bij de nectar te komen.
Een hommel heeft een lange tong met haartjes aan het
uiteinde, waarmee ze nectar uit de bloemen opzuigen. De tong wordt beschermd
door de schede (zie foto). Wanneer de hommel haar tong niet gebruikt zit de
schede onder haar lichaam gevouwen. De lengte van de uitrolbare hommeltong, ook
wel proboscis genoemd, varieert van soort tot soort. Hierdoor treedt er een
zekere specialisatie in bloembezoek op, waardoor hommels minder onderlinge
concurrentie hebben. In Australië en Nieuw-Zeeland introduceerden kolonisten
rond 1880 hommels uit Zuid-Engeland omdat de inheemse bijen de ingevoerde rode
klaver, met diepe kroonbuizen, niet konden bestuiven. Alleen een uitrolbare
hommeltong kan deze rode klaver bestuiven. In Denemarken en Frankrijk worden
gekweekte hommels ingezet voor het bestuiven van rode klaver. Wanneer de nectar
te diep in een bloem verborgen is bijt de hommel een gaatje in de zijkant van
de bloemkroon om zo bij de nectar te kunnen komen. De plantensoorten waarbij
dit voorkomt zijn smeerwortel, rode klaver, grote ratelaar, holwortel, hengel
en dopheide.
De hommel, vooral de aardhommel, wordt tegenwoordig ook
gekweekt voor bestuiving van diverse in kassen geteelde gewassen. Hommels zijn
goede bestuivers, omdat ze met de bovenkaken en klauwtjes aan de poten (zie
foto) de meeldraad kunnen vastpakken en met behulp van de borstspieren de
meeldraden heen en weer kunnen schudden om zo de stuifmeelkorrels uit de
helmhokjes te laten vallen.
In noordelijke landen zoals Noorwegen en Zweden zijn hommels
voor de bestuiving zeer belangrijke insecten, omdat ze bij lage temperatuur nog
vliegen, in tegenstelling tot bijen. In de zuidelijke landen zoals Frankrijk is
de bij belangrijker voor de bestuiving. Nederland zit daar tussenin. In
Nederland komen zo'n 29 verschillende soorten hommels voor, waarvan 7 soorten
koekoekshommels. Sommige soorten zijn echter zeer moeilijk uit elkaar te
houden.
De mannetjes verschillen van de vrouwtjeshommels in meerdere
opzichten: ze zijn kleiner, hebben langere antennes (13 geledingen in plaats
van 12) en zien er wat pluiziger uit. Ook hebben mannetjes geen angel en geen
stuifmeelkorfjes. Bij de werksters is de legbuis omgevormd tot een angel. Omdat
alleen de vrouwtjes een angel hebben kunnen alleen de werksters en de
koninginnen steken, de mannetjes niet. De angel kan bij vrouwtjes echter niet
meer als eilegapparaat worden gebruikt; de eitjes verlaten het lichaam via een
opening aan de basis van de angel en niet- zoals bij insecten met een “normale”
ovipositor- door het uiteinde van de buis.
De steek van hommels is slechts pijnlijk en niet gevaarlijk,
tenzij men allergisch is. De angel van de hommel blijft niet achter na een
steek zoals bij de honingbij. Een hommel gaat na een steek niet dood en kan de
angel telkens opnieuw gebruiken, net zoals wespen. Door de angel wordt gif naar
buiten gepompt. Hommels die zich aangevallen voelen laten dikwijls een
verdedigingshouding zien door op één kant te gaan liggen en alle poten en het
achterlijf met angel uit te steken.
Een hommel bezoekt bij voorkeur vooral tweejarige, maar ook
meerjarige planten, omdat deze planten meer nectar produceren door hun in het
algemeen grotere bloemen. Overigens produceren hommels wel honing, echter in
kleine hoeveelheden en “hommelhoning” is daarom commercieel niet interessant.
Een paring vindt plaats op de grond en duurt 15-30 minuten.
Na de paring gaat het mannetje op zoek naar een nieuwe koningin en de bevruchte
koningin gaat op zoek naar een overwinteringsplaats. Bij sommige hommelsoorten
is dit al in juli, en bij andere pas in oktober. Een kolonie hommels sterft elk
najaar, alleen de bevruchte jonge koninginnen blijven in leven en overwinteren.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten