Dinsdag 22 oktober was een
heerlijke (zomerse) herfstdag. De zon scheen, er was weinig bewolking, het was
droog en er stond een niet al te harde wind. Niet alleen de mens genoot van het
mooie weer, maar er waren ook opvallend veel dagvlinders (weer) actief. Ik zag
enkele kleine vossen, dagpauwogen, gehakkelde aurelia’s, klein koolwitjes, een
bont zandoogje en een kleine vuurvlinder. Ook zag ik regelmatig honingbijen met
klompjes stuifmeel aan de achterpoten.
Op de tuin van De Wiershoeck
liggen de restanten van een omgezaagde boom. Op deze restanten zag ik een paar
nogal “nerveuze” maar mooie insecten. Ze liepen voortdurend even heen en weer
om vervolgens weer tussen het hout te verdwijnen. Het waren sluipwespen. De
sluipwesp links met gedeeltelijk geel achterlijf, een geel achterlijfspunt en
een geel schildje tussen de aanhechting van de vleugels is (zeer
waarschijnlijk) de Ichneumon stramentor.
Deze is vaak onder de bast van dode bomen te vinden.
De sluipwesp met een deels
rood achterlijf, een wit achterlijfspunt en een wit schildje tussen de vleugels
is (zeer waarschijnlijk) de Ichneumon
stramentarius. Ze behoren beide tot de familie van de gewone sluipwespen en
hebben geen Nederlandse naam.
Wereldwijd zijn er enige
honderdduizenden soorten sluipwespen, met meer dan 2000 vertegenwoordigers in
Nederland en België. Sluipwespen hebben
een slank lichaam (3 tot 42 mm) en voelsprieten die tenminste half zo lang zijn
als het lichaam en uit minimaal zestien segmenten zijn opgebouwd. Het slanke
achterlijf zit met een dunne verbindingsstuk aan het borststuk vast. Veel
soorten bestrijden plaaginsecten. Sluipwespvrouwtjes bezitten een legboor die
aangepast is om zeer verschillende typen gastheren aan te prikken en er
vervolgens eieren in, op of bij te leggen. De bouw en de grootte van de legboor
is per soortengroep opmerkelijk verschillend.
Van de “stramentor” heb ik
geen informatie kunnen vinden, de ”stramentarius” is schijnbaar iets
populairder. Deze sluipwesp heeft een lichaamslengte van 14-18 mm en is het
hele jaar aanwezig. Het vrouwtje heeft een nauwelijks zichtbare legboor. De
“stramentarius” komt voor in verschillende typen bossen op zandgronden en is
overal algemeen. De larve ontwikkelt zich in een aantal soorten rupsen. Ook
deze wesp is in de winter vaak onder boomschors te vinden.
In de oudere literatuur wordt
voor insecten zoals sluipwespen de term parasieten gebruikt, maar dat is niet
juist. Een echte parasiet, zoals een hoofdluis, berokkent zijn gastheer
weliswaar hinder, maar heeft er alle belang bij om de gastheer in leven te
laten. Sluipwespen en dergelijke zijn juist “predatoren” die één enkel
prooidier langzaam opeten.
(Bron: SoortenBank.nl –
Vlindernet – Capitool Natuurgids: Insecten en Spinnen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten