Het is herfst. Op de
tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin is dat ook duidelijk te
zien. De tuinen worden weer winterklaar gemaakt en veel van wat eens
uitbundig bloeide gaat op de composthoop. Honingbijen, hommels,
zweefvliegen enz. komen nog steeds nectar en/of stuifmeel halen op de
bloemen die er nog staan.
En op een van die bloemen zag ik iets
groens. Is het een rups of is het een larve? Dan kijk je dus naar het
aantal pootjes dat het beestje heeft. Deze heeft er zes paar: drie
paar pootjes voor, twee paar pootjes min of meer in het midden en
achteraan nog een paar pootjes. Het is dus een rups. Bladwesplarven
(schijnrupsen) hebben na de drie paar borstpoten slechts één
achterlijfsegment zonder potenpaar en daarna een onafgebroken rij
buikpoten.
Een rups kan worden
opgedeeld in drie delen: kop, borststuk en achterlijf. Op de kop
zitten o.a. zes paar (zeer slechte) ogen en de korte voelsprieten.
Het borststuk bestaat uit drie segmenten. Aan elk segment zit een
paar borstpoten. Deze poten worden soms ‘echte’ poten genoemd,
omdat dit de poten zijn die later de zes poten van de vlinder vormen.
Het achterlijf bestaat uit tien segmenten. Bij de meeste soorten
zitten aan de eerste twee achterlijfsegmenten geen poten, daarna
volgen vier segmenten met buikpoten (soms neppoten genoemd),
vervolgens zijn er weer een aantal segmenten zonder poten en aan het
eind van het achterlijf, aan het laatste achterlijfsegment, heeft de
rups een paar naschuivers. Rupsen uit de familie van de spanners
hebben slechts één paar buikpoten en deze zitten aan het zesde
achterlijfsegment. Er zijn ook enkele rupsensoorten die twee of drie
paar buikpoten hebben. Een bekend voorbeeld is de rups van de
gamma-uil die twee paar buikpoten heeft en een paar naschuivers.
Vaak (o.a. bij
Vlindernet.nl) spreekt men niet (niet meer) over buikpoten en
naschuivers, maar worden alle poten op het achterlichaam buikpoten
genoemd. En de indeling in echte rupsen (vijf paar buikpoten) en
spanrupsen (twee paar buikpoten) is uitgebreid met een groep
‘semi-spanrupsen’. Daarmee worden de rupsen bedoeld met minder
dan vijf, maar met meer dan twee paar buikpoten (dus incl. de
‘naschuivers’).
De rups op de foto heeft drie paar ‘buikpoten’ en is de rups van
de gamma-uil. Deze ‘semi-spanrups’ wordt maximaal 25 mm lang, het
lichaam varieert in kleur van geelachtig groen tot blauwachtig groen
of donker groenachtig grijs. Op de rug heeft de rups een tekening van
fijne witte streepjes en ringetjes en over de spiracula
(ademhalingsopeningen op de zijkant) loopt een witte of geelachtige
lengteband. De (smalle) kop is gewoonlijk groen met aan weerszijden
een karakteristieke zwarte streep, die echter ook kan ontbreken,
terwijl de kop ook geheel zwart kan zijn.
De rups kan worden
aangetroffen in de periode mei-november. De ontwikkelingssnelheid van
de rups is sterk afhankelijk van de temperatuur. De verpopping vindt
plaats in een glanzende zilverkleurige cocon tegen een blad van de
waardplant (allerlei kruidachtige planten). De soort overwintert in
zachte winters soms in Nederland als volgroeide rups of als pop.
Info: Vlindernet.nl
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten