zondag 7 februari 2016

FOTO'S UIT DE WIERSHOECK- EN SCHOOLTUIN (264)


Dat dit geen recente foto’s zijn had je waarschijnlijk zelf ook al wel bedacht. Libellen in de winter, dat zou toch al te gek worden? En toch kan het. De ook bij ons voorkomende noordse winterjuffer kan overleven bij een temperatuur tot 17 graden Celsius onder nul. De juffer komt voor in noordelijke gebieden, vanaf Japan tot in Nederland.

Maar dit zijn uiteraard geen noordse juffers, het zijn paardenbijters en ik fotografeerde ze op 2 september. Ze zijn nog een beetje flets van kleur (links een mannetje, rechts een vrouwtje), ze zijn nog niet lang geleden ‘uitgeslopen’. Uitgekleurde exemplaren zijn vaak zeer contrastrijk gekleurd en hebben brede gele schouderstrepen. De paardenbijter is o.a. te herkennen aan de ‘spijker’ op het tweede achterlijfsegment (net achter de vleugels). Paardenbijters houden van allerlei stilstaande wateren met enige vegetatie van o.a. rietachtige. Ze vliegen in de periode juni t/m/ november. De paardenbijter is een echte libel.

Echte libellen of ongelijkvleugeligen zijn een insectenorde die wereldwijd voorkomt met ruim 5800 beschreven soorten, merendeels in warmere gebieden. In Nederland zijn 71 soorten aangetroffen, waarvan er 66 als inheems worden beschouwd. Ze zijn vrij gemakkelijk aan de hand van de volgende kenmerken van andere insecten te onderscheiden:

Twee paar vleugels, die stevig, rijk geaderd en niet opvouwbaar zijn; kleine antennes, die nauwelijks opvallen; een lang en meestal slank achterlijf; grote facetogen op een beweeglijke kop. Het borststuk is schuin gericht. De poten zijn naar voren geplaatst. Bij de echte libellen zijn de achtervleugels breder dan de voorvleugels, in rust spreiden ze de vleugels. Echte libellen zijn ware vliegkunstenaars, meer dan juffers.

Juffers of gelijkvleugeligen zijn van de echte libellen te onderscheiden aan de hand van een aantal kenmerken: de voor- en achtervleugels zijn gelijk; ze zijn over het algemeen lichter gebouwd; de ogen zijn relatief klein en staan ver uit elkaar; in rust vouwt een juffer de vleugels achter de rug (met uitzondering van de pantserjuffers). Wereldwijd zijn ruim 2700 soorten juffers beschreven, in Europa komen slechts 49 soorten voor, in Nederland zijn 26 soorten aangetroffen.

Zowel ongelijkvleugeligen als gelijkvleugeligen kennen een onvolledige gedaanteverwisseling, wat inhoudt dat er geen popstadium is, zoals bij vlinders wel het geval is. De larve vervelt en wordt pas na de laatste vervelling een gevleugeld insect met vaak felle kleuren.

Echte libellen worden over het algemeen groter (in Nederland en België van 29 tot 84 mm) dan juffers (25 tot 49 mm). De larven hebben dan ook meer tijd nodig om volgroeid te raken dan de larven van juffers. Een enkele soort kan de larvale cyclus in een paar maanden afronden, maar bij de meeste soorten overwinteren de larven 1-3 maal (5 komt echter ook voor). Imago's (volgroeid insect) worden afhankelijk van de soort en de weersomstandigheden slechts enkele weken tot enkele maanden oud. Juffers leven gemiddeld korter dan echte libellen. De bruine en noordse winterjuffer vormen hierop een uitzondering. Dit zijn de enige twee soorten in Nederland die als imago overwinteren, waardoor ze zo'n acht maanden oud kunnen worden.

Info: Vara Vroegevogels en Wikipedia

Foto + tekst: Luit Staghouwer

Geen opmerkingen: