De afgelopen weken
viel er nog niet veel te beleven op de tuinen van De Wiershoeck en de
Kinderwerktuin. Afgelopen dinsdag was dat niet veel anders, maar ik
zag in het labyrint op de Kinderwerktuin wel opvallend veel
huisjesslakken. Het waren niet allemaal gewone tuinslakken, maar deze
soort had wel de overhand.
De gewone tuinslak wordt ook wel duinslak, veldslak of roze tuinslak
genoemd, het huisje is meestal geel, roze of bruin van kleur. Het
huisje is bolvormig, wordt ongeveer 2,5 centimeter in diameter en
heeft vijf wentelingen, eigenlijk vijf-en-een-half. Het huisje is
gestreept en heeft geen tot vijf donkerbruine strepen die de
wentelingen volgen. Het slakkenhuisje op de foto heeft één streep.
Het huisje van de iets kleinere witgerande tuinslak heeft meestal
minder strepen en is te herkennen aan de witte (lichtgekleurde, niet
donkere) rand rond de opening, hoewel er bij de gewone tuinslak soms
ook ‘wit’-gerande exemplaren voorkomen. Meestal is de rand langs
de opening van het huisje (de zogenaamde lip) bij de gewone tuinslak
donker gekleurd.
Exemplaren met veel strepen op het huisje leven in
meer begroeide plaatsen, minder gestreepte slakken leven vaak in open
plekken als graslanden. Het waterige lichaam is grijs van kleur en
iets doorzichtig. Op de kop zitten twee paar tentakels. Het bovenste
paar tentakels heeft ogen, het onderste wordt gebruikt voor
navigatie, ruiken en voelen. De ogen zijn gevoelig voor veranderingen
in het licht maar kunnen waarschijnlijk geen vormen zien. Bij gevaar
trekt de slak zijn voelsprieten in en verdwijnt dan snel in zijn
huisje.
Het voedsel van de
gewone tuinslak bestaat voor een groot deel uit dode bladeren, maar
deze soort heeft een voorkeur voor levende planten als brandnetel en
boterbloem; twee soorten die in de tuin meestal als ongewenst worden
beschouwd. Ook dode dieren als regenwormen en andere slakken worden
gegeten, de gewone tuinslak is dus voornamelijk een afvaleter van
plantaardig en dierlijk materiaal. Deze soort leeft vooral in wat
open terreinen als graslanden, heide, duinen en ook in tuinen, minder
in bossen en bosranden. Niet alleen in Europa, maar ook in
Noord-Amerika komt deze soort voor, die wel over meer werelddelen is
verspreid doordat exemplaren of eitjes met de export van bloemen en
planten zijn meegekomen.
De slak heeft geen
benen of poten, maar wel een grote voetzool. Dat is een sterke spier.
Door die spier samen te trekken en weer uit te strekken, beweegt hij
zich voort. De gewone tuinslak is net als alle landslakken
hermafrodiet, dus mannetje en vrouwtje tegelijk. Ze bevruchten elkaar
wederzijds en zetten de eitjes in pakketjes af. Jonge slakken hebben
bij de geboorte al een huisje en zijn na twee of drie jaar
geslachtsrijp. Het slakkenhuis zorgt voor bescherming tegen
oververhitting en tegen predatie. Tuinslakken worden gegeten door
egels, muizen, zanglijsters en merels. Ze kunnen ongeveer zeven jaar
oud worden.
Info: Wikipedia en
beesies.nl
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten