Afgelopen dinsdag zag ik op de tuin van De Wiershoeck deze hoornaar-koningin. Ik vind het een prachtig en indrukwekkend insect. De hoornaar komt niet in grote aantallen voor in Nederland, maar is ook weer geen zeldzaamheid. De hoornaar is vooral aan te treffen in het oosten van ons land. Deze wesp wordt meer dan twee keer zo groot als de bekende ‘limonadewespen’ en wordt gemiddeld 30 mm lang. Een koningin kan wel 40 mm groot worden. Ondanks de indrukwekkende lichaamsgrootte en het luide gezoem is de hoornaar beduidend minder agressief dan de ‘limonadewespen’. Ik heb deze hoornaar gedurende ongeveer tien minuten probleemloos kunnen fotograferen. Als ik iets te dichtbij kwam dan ging ze iets hoger op de poten staan, maar ik heb me geen seconde bedreigd gevoeld.
De steek van de hoornaar is pijnlijker dan de steek van een honingbij maar het gif is minder krachtig.
De hoornaar is een typische rover die grote hoeveelheden insecten vangt en het gif gebruikt om de prooi te doden. Een prooi wordt eerst ontdaan van de vleugels, poten en kop door deze eraf te bijten, daarna wordt de rest van de prooi fijngemalen en naar het nest gebracht.
De larven moeten groeien en hebben behoefte aan proteïnen om het lichaam om te kunnen bouwen tijdens de metamorfose (het popstadium). Ze bewegen niet veel en hebben dan ook geen behoefte aan suikers. De larven geven op hun beurt een zoete vloeistof af aan de werksters die de suikers gebruiken als brandstof om te kunnen vliegen en zo nog meer insecten te vangen. De volwassen insecten voeden zich dus niet met dierlijk materiaal, ze leven uitsluitend van verschillende suikerrijke plantensappen en de door de larven afgescheiden zoete vloeistof.
Het aantal hoornaars binnen een kolonie is relatief klein, meestal enkele honderden exemplaren per nest. Bij de verwante gewone wesp zijn nesten van 7000 individuen niet zeldzaam. Hoornaars overleven de winter niet, ze leven net als andere wespensoorten slechts één seizoen. Alleen de koningin die aan het eind van het seizoen werd geboren, overwintert om het volgende jaar een nieuw nest te maken. Zij komt rond eind april tevoorschijn uit haar winterslaap.
De koningin is in het voorgaande jaar bevrucht door een mannetje en kan dus eitjes afzetten, ze zet het eerste eitje af rond medio mei. De eitjes komen eind mei uit waarbij de larven verschijnen die worden verzorgd door de koningin. Begin juni zijn de larven volledig ontwikkeld waarna ze hun cel aan de bovenzijde dichtspinnen en zich verpoppen. Omstreeks eind juni verschijnen de eerste werksters die vervolgens alle taken van de koningin overnemen, behalve het leggen van de eieren. Het takenpakket van de werksters omvat het uitbouwen van het nest, het verzorgen van de eitjes en de larven en het verjagen van indringers. Pas als de eerste groep werksters is verschenen, wordt begonnen aan de bouw van het echte nest.
Eind augustus begint de koningin met het afzetten van eitjes waaruit geen onvruchtbare werksters meer kruipen, maar vruchtbare mannetjes en jonge koninginnen. De mannetjes worden hierbij het eerst geboren en door de werksters opgekweekt, pas later verschijnen de jonge koninginnen.
De koninginnen zullen later uitvliegen en paren met de mannetjes. Hierdoor worden de nieuwe koninginnen bevrucht. Ze zetten nog geen eitjes af maar slaan het sperma op in hun lichaam. De mannetjes sterven kort na de paring. De jonge koninginnen vliegen uit en verspreiden zich, ze zoeken vervolgens een schuilplaats om te overwinteren. Ondertussen worden de ‘oude’ koninginnen steeds meer genegeerd door de werksters en uiteindelijk sterven zij. De laatste werksters houden het uit tot eind oktober of begin november, een nachtvorst is vaak fataal voor de laatste werksters van de kolonie. In de lente verlaat de jonge koningin haar schuilplaats en begint de cyclus opnieuw.
Info: Wikipedia
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten