Regelmatig kom ik op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin wantsen tegen. Dat is ook niet zo vreemd, want in ons land komen ruim 600 soorten voor. Veel wantsen zijn zeer goed gecamoufleerd en vrij veel mensen hebben nog nooit een wants gezien. Wantsen blijven vaak klein, de meeste soorten zijn kleiner dan een centimeter.
Wantsen hebben in beginsel vier vleugels, bij sommige soorten zijn deze gereduceerd. Ze verschillen van andere groepen insecten doordat ze buisvormige monddelen hebben waarmee voedsel wordt opgezogen. Wantsen kennen een onvolledige gedaanteverwisseling. Simpel gezegd betekent het dat het dier dat uit een ei komt, wat betreft de vorm, al op het ouderdier lijkt. De jonge wants (nimf) vervelt vijf keer voordat hij volwassen en dus geslachtsrijp is.
Wantsen hebben zich aangepast aan allerlei biotopen op het land, sommige hebben zich geëvolueerd voor een leven onder water, maar er zijn ook soorten die de oppervlaktespanning kunnen manipuleren en óp het water leven. De in ons land voorkomende soorten zijn van enige millimeters tot ca 1,5 centimeter lang, een uitschieter is de zeer smalle en tot 4 cm lange staafwants die lijkt op een wandelende tak. Sommige soorten wantsen kunnen pijnlijk steken met hun steeksnuit als ze worden opgepakt, zoals bijvoorbeeld het bootsmannetje. Veel soorten kunnen ook als afweer een onaangename doordringende geur verspreiden.
De wants links is een prachtbronsschildwants (Eysarcoris venustissimus). Tot voor kort werd hij de andoornwants genoemd, maar omdat veel wantsen nog geen Nederlandse naam hadden heeft men de namen kortgeleden aangepast en heeft men zoveel mogelijk de familienaam in de soortnaam verwerkt. Deze wants behoort tot de familie Schildwantsen. De prachtbronsschildwants bereikt een lichaamslengte van 5,5 tot 6,5 millimeter. Het lichaam is ovaalrond en heeft een sterk gebogen vorm. De lichaamskleur is grijs, het lichaam heeft een sterke glans. De kop en het voorste deel van het halsschild en de schildje (midden op de rug) zijn koperkleurig. De rand langs het achterlijf heeft een afwisselend patroon van zwart en wit.
Ook de wants linksonder is een prachtbronsschildwants. Het is nog een jong exemplaar en hij moet nog één keer vervellen. Daarna is hij volwassen en ziet er dan uit als de wants linksboven. De volwassen dieren overwinteren en in augustus verschijnt de nieuwe generatie.
De wants rechts ziet er duidelijk heel anders uit en behoort dan ook tot een andere familie. Het is de stippelblindwants en het is een lid van de familie Blindwantsen. Veel insecten hebben drie ocelli op hun voorhoofd, de blindwantsen hebben die niet. Met de ocelli (enkelvoudige ogen, bijogen) schijnen insecten licht en donker te kunnen onderscheiden. Blindwantsen hebben net als alle andere wantsen ook gewone ogen en kunnen prima zien.
Tot voor kort had ik de stippelblindwants nog nooit gezien, maar ik kwam hem nu op twee achtereenvolgende dinsdagen tegen. Met zijn lengte van 9 tot 10 mm behoort hij tot de grote blindwantsen. De antennes zijn opvallend: de twee onderste elementen zijn veel dikker dan de laatste twee. De stippelblindwants verandert gedurende zijn leven van kleur. Eerst zijn ze vrijwel geheel groen, maar ze worden gaandeweg steeds roder. De volwassen dieren zien we van augustus tot diep in oktober, vooral op iep, maar ook wel op berk. Het is een gewone soort in de gehele Benelux.
(Info: Wikipedia en gardensafari.nl)
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten