In
deze periode zie je steeds minder insecten op de tuinen en dus richt
ik mijn blik ‘noodgedwongen’ steeds vaker op andere onderwerpen.
Zo zag ik deze witte sprietjes boven de grond uitsteken. Het kon niet
missen, dat waren geweizwammetjes. Het is een in de herfst erg veel
voorkomend zwammetje, maar is het hele jaar in het bos te vinden. Om
het geweizwammetje goed te kunnen fotograferen, heb ik het takje
uitgegraven. Na de fotosessie heb ik hem uiteraard teruggebracht naar
z’n oude stek.
Op
dode takken en stronken van loofbomen kan de geweizwam worden
aangetroffen. De naam ontleent deze paddenstoel aan zijn vorm. De
witachtige kleur die de geweizwam in het begin van zijn bestaan heeft
wordt veroorzaakt door een laagje sporen. Deze witte sporen
(conidiën) horen bij de ongeslachtelijke voortplantingsfase van deze
paddenstoel. Wanneer we de zwammetjes bij droog weer even aantikken
verschijnt een wit wolkje sporenstof. De nakomelingen die uit deze
sporen voortkomen zijn identiek aan de ouderpaddenstoel.
In
een later stadium van zijn bestaan gaat het geweizwammetje over tot
de geslachtelijke fase. De kleur verandert dan naar zwart en de
sporen zitten niet meer aan de buitenkant, maar in speciale holten,
de zogenaamde peritheciën. Deze holten hebben fijne poriën waardoor
de ascosporen naar buiten komen. Deze minuscule boonvormige, zwarte
ascosporen bevatten slecht de helft van het genetisch materiaal van
de zwam. Om zich tot een nieuwe zwam te ontwikkelen hebben deze
sporen een “partner” nodig. Vanuit de spore ontwikkelt zich een
microscopisch dun schimmeldraadje. Ontmoet dit draadje een
schimmeldraadje van een soortgenoot, dan groeien ze als één draad
verder met een combinatie van de eigenschappen van beide “ouders”.
Over
het nut van geslachtelijke voortplanting wordt door biologen veel
gefilosofeerd. Als je je ongeslachtelijk voortplant weet je wat je
hebt en wat je krijgt: een kloon van de ouder. Dat je de kans krijgt
je voort te planten toont sowieso aan dat je de harde strijd om het
bestaan voorlopig overleefd hebt. Geslachtelijke voortplanting zorgt
altijd voor verrassingen. Er ontstaat een nieuw individu uit de mix
van het genetisch materiaal van de ouders. Dat kan gunstig uitpakken
onder moeilijke of veranderende omstandigheden. De nakomeling is
misschien wel heel goed toegerust om nieuwe omstandigheden het hoofd
te bieden, waardoor zijn overlevingskansen toenemen. Het tegendeel
kan echter ook het geval zijn.
Er
worden ongetwijfeld meer conidiën gevormd dan ascosporen. Welke van
beide meest effectief zijn voor de nakomelingschap moet nog
onderzocht worden. Een ding staat vast: ze produceren véél
nakomelingen, geweizwammetjes zijn immers zo algemeen als haar op een
hond, zo talrijk.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten