Eindelijk zat er weer eens een vlinder op de hedera tegen de muur van de boerderij. Helaas zat hij daar te donker voor een foto, daarom heb ik hem heel voorzichtig laten overstappen op een willekeurig blad. Ik nam de vlinder mee in het licht, maakte een paar foto’s en zette hem (ook weer heel voorzichtig) terug op de hedera onder de TL-balk.
Intussen zijn de dagvlinders gestorven, hebben een beschutte plek gezocht om te overwinteren of zijn naar het zuiden vertrokken. Dit moest dus wel een nachtvlinder zijn, dat is ook te zien aan de
geveerde antennes. Is het niet vreemd om nu nog deze nachtvlinder te zien? Het antwoord is nee, want deze vlinder vliegt juist van begin oktober tot begin december. Het is een mannetje najaarsspanner.
De Nederlandse naam voor de familie van de spanners is afgeleid van de manier waarop de rupsen zich verplaatsen. Het middendeel van het lichaam heeft geen poten en wordt bij het voortbewegen steeds in een boog omhoog gespannen, waarbij het achtereind van het lichaam tot bij de voorste pootparen wordt getrokken. Daarna strekt de rups zich en vervolgens ‘spant’ hij zich weer.
Bij de najaarsspanner is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes heel gemakkelijk te zien. Het mannetje heeft een oranjegele voorvleugel met een warme goudachtige gloed. Tussen de duidelijke donkere dwarslijnen ligt vaak een centrale vlek en rond deze lijnen ligt een variabele hoeveelheid grijsbruine vlekjes en stipjes. Het lichaam van het vleugelloze vrouwtje is donkerbruin. De duidelijk aanwezige vleugelstompjes zijn ook donkerbruin en hebben gewoonlijk elk twee zwarte banden. De vrouwtjes kunnen niet vliegen, je kan ze ’s ochtends vinden op stammen van bomen. De paringsbereide vrouwtjes verspreiden een seksgeurstof (feromoon) om een mannetje te lokken. De mannetjes komen soms in grote aantallen op licht af en zijn overdag vaak op bomen of muren in de buurt van een lichtbron te vinden.
Er is slechts één generatie per jaar. De eitjes worden in het najaar gelegd, maar komen pas vanaf april uit. De rupsen worden maximaal 30 mm lang. Ze zijn op een groot aantal breedbladerige bomen en struiken te vinden, zoals berk en hazelaar. De soort overwintert als ei op de waardplant. De najaarsspanner komt in de oostelijke helft van het land zeer algemeen voor; elders is hij schaars of zelfs ontbrekend. De vlinder komt vooral voor in open loofbossen met volgroeide bomen (eik en berk), maar ook wel in tuinen in bosachtige gebieden. En soms dus op De Wiershoeck.
Info: Vlindernet en Gardensafari
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten