Het was opnieuw een
kille en grijze dinsdag en ‘tegen beter weten in’ fietste ik weer
richting De Wiershoeck. Als je thuis blijft zie je in ieder geval
niets en ook op een grijze dag kan je geluk hebben. En dat had ik.
Ik
begin mijn ‘tuinsafari’ graag met een kop koffie en daarom zette
ik mijn fiets in het rek bij Boerderijum. Tenminste, dat was ik van
plan. Maar ik zag iets bijzonders op het rek. Snel zette ik mijn
fiets op de stander en pakte mijn camera. Op het fietsenrek bleek een
wants te zitten en het was een wants die ik nog niet eerder had
gezien. Het onderwerp van dit verhaal werd dus niet gefotografeerd op
de tuinen van De Wiershoeck of de Kinderwerktuin, maar op een
steenworp afstand daarvan.
De wants bleek een
bladpootrandwants (ook wel bladpootwants genoemd) te zijn. Het is een
exoot in Europa die oorspronkelijk uit Amerika komt. In Nederland
wordt de soort sinds 2007 waargenomen, eerst vooral in de kuststreek
maar sinds 2013 worden ze ook verder in het binnenland gevonden en
zijn daar ook nimfen gesignaleerd, wat op beginnende, zich in
Nederland voortplantende populaties duidt. De bladpootrandwants wordt
internationaal als schadelijk beoordeeld voor kwekerijen van met name
Pinus(-zaden) omdat de nimfen van deze zaden leven en grote
populaties de opbrengst van kwekerijen danig kunnen verminderen. Na
de paring zet het vrouwtje haar, ongeveer 2 mm lange, bruine eitjes
in een rij af op de naalden van de boom. Na 10 dagen sluipen de
nimfen (larven) uit, ze ontwikkelen zich in 35 tot 40 dagen tot
volwassen wantsen. Tijdens deze ontwikkeling vervellen ze vijf keer.
Er is één generatie per jaar.
De bladpootrandwants
wordt het hele jaar aangetroffen, maar voornamelijk van augustus tot
oktober. Hij komt voor in bossen maar soms wordt er ook wel eens een
exemplaar in achtertuinen gevonden. In het najaar zoeken volwassen
dieren een beschutte plaats om te overwinteren, bijvoorbeeld
binnenshuis. In Nederland komt het tot nu toe slechts sporadisch voor
dat de wants een overwinteringsplaats in huis zoekt. Misschien heeft
deze wants overwintert in het bezoekerscentrum van het NDE (Natuur en
DuurzaamheidsEducatie), gevestigd in Boerderijum.
Hun primaire
verdediging is het afscheiden van een bitter, onwelriekend vocht,
maar soms kunnen ze ook juist aangenaam naar appels, bananen of
dennen ruiken. Echter, als ze ruw worden behandeld zullen ze proberen
te steken met hun steeksnuit (rostrum), al zijn ze nauwelijks in
staat om letsel te veroorzaken bij de mens. De steeksnuit is
voornamelijk gemaakt om plantensap te zuigen en niet om bijvoorbeeld
gif te injecteren.
De bladpootrandwants
is 16 tot 20 mm lang en heeft een zwarte kop, rode ogen en een donker
rode streep precies dwars door de kop. De antennen zijn ongeveer 15
mm lang en rood-oranje gekleurd. Het pronotum (halsschild) is
donkerrood en in het midden geel met zwarte vlekken. Het scutellum
(schildje) is vrij klein en is donkerrood. Verder is het gehele
lichaam rood-oranje. Op het corium (middelste deel van de
voorvleugel) zitten nog opvallende witte strepen die vaak op een 'h'
lijken (net voor het membraam). De randen van het achterlijf zijn
zwart met wit-geel en het membraan is doorzichtig bruin. De
bladpootrandwants is de enige wants in Nederland met aan de
achterschenen een bladvormige verbreding van maximaal 2 mm dik.
Hieraan dankt de wants zijn naam.
Foto + tekst: Luit Staghouwer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten