woensdag 9 december 2020

BEIJUMBORG (177)

Nog een week of twee woon ik in Beijum, en daarna zoek ik het elders én hogerop

(deel 5 van een melancholieke serie). Deze keer: kabbelende zee.

De eerste tien jaar van ons verblijf aan de Jensemaheerd verliepen een stuk rustiger dan de eerste maand, in 1994. Allebei waren we aan het (deeltijd)werk, er kwamen vaste oppasdagen door één van ons of door een daarvoor ingehuurde oppas, schooltijden, vakanties, altijd veel vrienden over de vloer…een gewoon gezinsleven dus. Met ups en downs, zoals in de meeste gezinnen. Met hoogtepunten en mindere momenten, maar in het algemeen toch allemaal behoorlijk harmonisch.

Goede herinneringen bewaar ik toch vooral aan de vele activiteiten die we met onze buren mochten ondernemen, waarbij de opgroeiende kinderen een belangrijke rol speelden. Op het binnenterrein achter onze huizen was het een waar ‘eldorado’ voor de kinderen, die er naar hartenlust konden spelen. Zo was er de zogenaamde ‘tietenbult’: een (dubbele) verhoging van aarde met wat struikgewas er op, waar verstoppertje gespeeld werd en waarschijnlijk ook wel eens een sigaretje gerookt. Maar ach: we waren zelf ook jong geweest, nietwaar?

De oudste dochter ging in 2000 naar de middelbare school, en ze kreeg een VWO-advies mee van de Dom Helder Camara. Zelf was ze er al snel uit: dat zou het Praedinius-gymnasium moeten worden. Ik heb me altijd afgevraagd of mijn eigen ‘klassieke opleiding’ bij die keuze een rol heeft gespeeld, maar ze ging er vol overtuiging zelf op af en deed het er prima. Wél vonden we dat ze ook voeling moest blijven houden met ‘het gewone leven’, o.a. door op den duur gewoon te gaan werken voor een deel van haar uitgaven. En dat gebeurde ook: dochterlief ging - net als later de andere twee – bij de supermarkt werken op Beijum-Oost. De verhalen die dat opleverde waren stuk voor stuk bijzonder.

Een hoogtepunt in die jaren was een vakantiereis naar Griekenland. Na lang wikken en wegen besloten we geheel op de bonnefooi op het vliegtuig te stappen en naar Athene af te reizen, met het vage plan om enkele weken op een paar eilanden door te brengen. Eerst moesten natuurlijk de klassieke oudheden bezocht worden, maar daarna hobbelden we in een streekbus naar een piepklein haventje, vanwaar we per veerboot werden overgezet naar Skyros. Daar zouden we dan een paar dagen verblijven alleen…we wisten nog niet waar. Er was verder niks geregeld, in de hoop dat we ter plekke een appartementje of zo konden huren. Onze dochters zagen het niet zitten om de nachten slapend op het strand door te brengen (iets wat ikzelf als jonge student met gemak deed), en na een dag en een nacht kregen we gelukkig de beschikking over een prachtige bovenwoning met een enorm dakterras. 

Het was daar zo mooi dat we gelijk besloten er de rest van onze vakantie door te brengen, en ook gingen de meiden wel slapen op dat dakterras, onder de sterrenhemel. Wat een idylle! En dat leuke leven duurde voort, tot eind maart 2004 het noodlot weer toesloeg.

Han Borg

(Zie ook deel 12 , 3 en 4 uit deze zesluik)

Geen opmerkingen: